Meer doen met zon en wind
Nog een jaar of tien tot twintig, schat prof. Lucas Reijnders. Dan zijn wind- en zonne-energie financieel concurrerend met fossiele brandstoffen. Zelfs het zwalkende en incompetente energiebeleid van de Nederlandse overheid kan dat niet voorkomen, stelt de hoogleraar milieukunde.
Verbazingwekkend vindt Reijnders het, hoe Nederland in korte tijd de koploperspositie in de alternatieve-energiebranche wist kwijt te raken. Ambtelijke incompetentie, versterkt met een door hypes gedreven hysterische politiek, deed volgens hem Nederland in de Europese achterhoede belanden. „Zonne-energie was bij de overheid regelmatig volledig uit beeld. Om windmolens kon men niet heen, want je kunt moeilijk ontkennen dat het hier nogal eens waait. Maar we hebben in Nederland toch haast geen zon, zo reageerde minister De Korte van Economische Zaken eind jaren 80. Ook minister Brinkhorst, die tot van 2003 tot 2006 de scepter zwaaide over Economische Zaken, zag niets in zonne-energie.”
Persoonlijk profiteerde Reijnders van die „incompetentie.” Zijn windmolen leverde hem goudgeld op, omdat ambtenaren ervan uitgingen dat de elektriciteitsprijs gelijk zou blijven. De hoogleraar schat dat er zo door de Nederlandse overheid 1 tot 2 miljard euro over de balk is gesmeten door verkeerd beleid.
Het is niet voor het eerst dat milieuvervuiling en dreigende schaarste aan brandstoffen de mensheid zorgen baren. De oliecrisis in de jaren zeventig en hoge werkloosheid eind jaren tachtig verdrongen ze naar het tweede plan. De huidige duurzaamheidsgolf is volgens Reijnders uiteindelijk een ander lot beschoren, vooral dankzij de steeds stijgende olieprijzen.
In Zuid-Duitsland passeerde hij een weiland met zonnepanelen. Daarnaast lag een perceel met koolzaad. Dat ziet er groener uit, maar het energierendement van een weiland met zonnepanelen is 800 keer hoger. Wat volgens hem nog enigszins rendeert, is toevoeging van houtafval aan fossielebrandstofcentrales.
Als het aan Reijnders ligt, zet Nederland volledig in op wind- en zonne-energie. „De argumenten die je tegen windmolens hoort, zijn: Ze ontsieren het landschap, maken geluid en ze slachten vogels. Het eerste argument is een kwestie van smaak. Ik vind ze mooi. Door de molens bijvoorbeeld in zee en buiten vogeltrekroutes te bouwen, zijn ze uit het zicht en buiten gehoorsafstand en blijft de schade aan de vogelstand beperkt.”
De voordelen wegen volgens hem ruim op tegen deze nadelen. Het rendement van de moderne molen is prima, stelt hij. Slechts 6 procent van de energieopbrengst is nodig voor het totale productieproces. De stroomprijs is op dit moment te vergelijken met die van kernenergie en blijft dalen. „We zitten nu op 5 procent, maar zeker 30 tot 40 procent van de Nederlandse energiebehoefte is met wind op te wekken. Opslag van overtollige energie kan bijvoorbeeld in drukturbines in lege zoutkoepels. In Duitsland gebeurt dat al”, weet Reijnders.
Ook zonne-energie is een uitstekend alternatief. Het is op dit moment zes keer duurder dan wind, maar de prijsdaling gaat volgens Reijnders verrassend snel. Dat is vooral te danken aan landen als China, Duitsland en Spanje. „Het rendement is lager dan bij windenergie. Maar voorzien we in Nederland alle daken van zonnepanelen, dan levert dat meer energie op dan alle elektrische centrales bij elkaar.”
Dankzij zonnewarmte zijn kassen om te bouwen van energievreters tot energieleveranciers. Door overtollige warmte in de zomer op te slaan in de bodem, verwarm je ’s winters de kassen goedkoper dan met aardgas, weet de hoogleraar.
„In Zuid-Europese landen zijn spiegelcentrales in opkomst. Slim opgestelde spiegels vangen een enorme hoeveelheid zonne-energie op om een turbine aan te drijven. Binnen tien tot twintig jaar concurreren dergelijke centrales met de fossiele. Door 5 procent van de Sahara vol te zetten met zulke spiegelcentrales kun je de huidige energiebehoefte van de hele wereld dekken. Het is niet voor niets dat Duitsland, Frankrijk en Spanje de Noord-Afrikaanse landen meer bij Europa willen betrekken.”
Het Middellandse Zeegebied biedt mooie perspectieven voor zonnecentrales, vindt Reijnders. „Daarmee is waarschijnlijk ook te voorkomen dat de huidige olieafhankelijkheid wordt ingeruild voor een toekomstige zonne-energie-afhankelijkheid van politiek instabiele landen.”
Eigenlijk zijn de alternatieve energiebronnen nu al goedkoper dan de fossiele als de maatschappelijke kosten worden doorberekend, stelt Reijnders.
Volgens de hoogleraar is een investering in een kerncentrale geen verstandige belegging, gezien de snelle ontwikkelingen bij zonne- en windenergie. „Daarnaast: een windmolen zet je zo neer. Nadat die is versleten, is hij zo afgebroken en te recyclen. Dat lukt je niet met een kerncentrale.”
Wil Nederland op het terrein van alternatieve energie niet verder achteropraken, dan moet het volgens Reijnders een voorbeeld nemen aan omringende landen als Duitsland en Denemarken. „Duitsland kent een goed doordachte en breed gedragen industriepolitiek. In Nederland zwalken we veel te veel en overheerst kortetermijndenken. Het gevolg: Duitsland loopt ver voor op het gebied van wind- en zonne-energie. Dat is niet alleen goed voor het milieu, maar het levert nu al 200.000 banen op.”
Groene Nederlander
Lucas Reijnders (1946) is biochemicus en hoogleraar milieukunde. Sinds 1980 is hij beleidsmedewerker van de Stichting Natuur en Milieu. In 1988 werd hij hoogleraar milieukunde aan de Universiteit van Amsterdam en vanaf 1999 is hij hoogleraar natuurwetenschappelijke milieuwetenschappen aan de Open Universiteit Nederland. Bij de wedstrijd voor ”Grootste Groene Nederlander” van Milieudefensie in 2004 behaalde hij een gedeelde tweede plaats. In de Groene Top 100 van Trouw en LLiNK stond hij op de 44e plaats.