Knallen en licht moeten brutale zwijnen verjagen
ERMELO – Gewapend met felle lampen en alarmpistool proberen ze opdringerige zwijnen uit de bewoonde wereld te verjagen. Op nachtelijke patrouille met boswachters Henne de Ruiter en Gert Aartsen, in de bossen bij Ermelo. „Ik heb diep ontzag voor zwijnen.”
De nacht van dinsdag op woensdag, één uur. Stapvoets rijdt Henne de Ruiter, flora- en faunabeheerder bij de gemeente Ermelo, in een groene Suzukiterreinwagen over de donkere Drieërweg, dwars door de bossen bij het Veluwse dorp. De felle bundel van de schijnwerper boven op de auto glijdt langs de bomen. Al gauw valt het licht op een paar jonge zwijntjes, wroetend in de berm langs de smalle weg.
Boswachter Gert Aartsen stapt uit, beent naar de biggetjes en richt zijn zaklamp op de dieren. Die lijken voorlopig geen aanstalten te maken om ervandoor te gaan. „Ze trekken zich gewoon niets van ons aan”, zegt Aartsen.
Tijd voor zwaarder geschut. Hij haalt zijn alarmpistool tevoorschijn en vuurt. Een rokend lichtspoor schiet omhoog tussen de bomen. Dan verscheurt een daverende knal de stilte. De dreun echoot na. IJlings vluchten de zwijnen het bos in. Maar voor hoe lang?
Plaag
De Veluwe worstelt sinds jaar en dag met wilde zwijnen. Het merendeel van de duizenden dieren die de bossen jaarlijks bevolken, wordt afgeschoten. Omdat er op dit moment in het bos onvoldoende voedsel (eikels, beukennootjes) is te vinden, trekt het wild naar de bewoonde wereld. In gedumpt groenafval en tuinen scharrelen zwijnen hun kostje bij elkaar. De vrijpostige dieren zorgen voor tal van problemen: aanrijdingen, omgewoelde tuinen, kapotte afrasteringen.
Veel mensen die aan de bosrand van Ermelo wonen, maken zich deze maanden zorgen over hongerige zwijnen die het voorzien hebben op hun tuin. „Voor een heleboel mensen zijn de zwijnen een plaag”, zegt boswachter De Ruiter. „Burgers zijn de opdringerige dieren zat. Mensen worden ook bang. Pas hoorde ik van een man die zich behoorlijk geïntimideerd voelde door een zwijn. En onlangs viel een zwijn een hond aan. Die hond zat daardoor onder het bloed.”
Bij een woning langs de Eendenparkweg wijst De Ruiter op een lijn die kort boven de erfgrens is gespannen. Aan het touw hangen plastic zakken. „Met dit soort middelen proberen bewoners de zwijnen uit de buurt te houden. De vrouw die hier woont, is nogal geschrokken toen op deze plek onlangs een jong zwijntje werd aangereden.”
De Ruiter trok er de afgelopen twee weken vijf keer in de nachtelijke uren (van twaalf tot vier) op uit om de dieren te verjagen. Tijdens die patrouilles kruisen doorgaans tientallen zwijnen haar pad. Ze blijft op haar hoede. „Ik heb ontzag voor die dieren. De moeder komt op voor haar jongen. Een gewond zwijn kan heel agressief zijn en zich ergens in vastbijten.”
Omgewoeld
Rond halfvier parkeert De Ruiter de terreinwagen bij een volkstuinencomplexje aan de Bosrand in Ermelo. „Mensen hebben geklaagd dat hun aardappelvelden zijn omgewoeld. Voor een zwijn is hier natuurlijk van alles te eten.” Ze wijst op een gammel ogend afrasterinkje van zo’n 20 centimeter hoog. „Dit schrikt zwijnen dus niet af. Het dier springt wel een meter hoog. Als je honger hebt, kun je heel veel.” Collega Aartsen sluipt met zijn zaklamp tussen de struiken rond de volkstuintjes, speurend naar zwijnen. „Daar zijn ze!” roept hij. „Ik zie ze niet, maar hoor ze wel.”
Laten de zwijnen zich wel verjagen? De Ruiter: „Ik denk zeker dat bijvoorbeeld de knallen met het alarmpistool de dieren schuwer maken.” Aartsen: „We merken wel dat zwijnen zich soms daar zelfs weinig van aantrekken en even later weer langs de weg lopen.” Van belang is het daarom om tijdens de verjaagacties soms meteen ook een zwijn af te schieten, legt hij uit. „Zo leggen de dieren een koppeling tussen onze auto, de knallen van het gaspistool, het schijnen met de lampen én echt gevaar. Waarbij we dan hopen dat ze zich terugtrekken in het bos.”
Op de Drieërweg valt tegen vier uur het licht van de koplampen op een moederzwijn met jongen in de berm. De spitse snoeten van de dieren wroeten in de bodem. Aartsen haalt zijn jachtgeweer tevoorschijn en richt op een van de biggen. Een harde knal. Een dodelijke voltreffer. Geschrokken haasten de andere zwijnen zich de weg over en verdwijnen ze tussen de bomen.
Even later sleept Aartsen het afgeschoten dier naar de auto en legt hij het kadaver op een rek achter de wagen. Bloed drupt op het asfalt. „Een mooi schot! Gefeliciteerd!” prijst De Ruiter, terwijl ze haar collega een rokertje aanreikt. „Ik hoop dat de actie zwijnen afschrikt.”