Kerk & religie

Lekenbroeders deden tóch monnikenwerk

ADUARD – De arbodienst zou ze verbieden: de veel te zware rode bakstenen waarmee Groningse lekenbroeders in de middeleeuwen het ene na het andere bouwwerk oprichtten. In Aduard zijn de stenen terug te vinden in de oudste huisjes van het dorp én in het museum.

30 July 2010 19:29Gewijzigd op 14 November 2020 11:20
De bedrijvigheid van de vrijwilligers in de Sint Bernardushof in Aduard is haast even groot als de werklust van de lekenbroeders waarover het kloostermuseum dit jaar exposeert. Ies de Boer hult zich ondanks de warmte in een monnikspij. Foto RD
De bedrijvigheid van de vrijwilligers in de Sint Bernardushof in Aduard is haast even groot als de werklust van de lekenbroeders waarover het kloostermuseum dit jaar exposeert. Ies de Boer hult zich ondanks de warmte in een monnikspij. Foto RD

Van het machtige middeleeuwse klooster dat Aduard –ten westen van Groningen– ooit rijk was, is vrijwel niets meer over. Maar de oeroude bakstenen van de abdij kom je overal tegen. Verschillende woningen in de Hofstraat zijn gebouwd met deze klooster­moppen. In het oudste huisje bevindt zich museum Sint Bernardushof, dat de geschiedenis van het kloostercomplex, de cisterciënzer Sint-Bernardus­abdij, levend houdt.

De bedrijvigheid van de vrijwilligers is haast even groot als de werklust van de lekenbroeders waarover het museum dit jaar exposeert. Het loopt tegen de 30 graden, maar Rudy Oosterhoff doet bij de steenoven van het museum voor hoe je een baksteen maakt, Tunnella Reude­rink-Kort geeft een rondleiding en Ies de Boer scharrelt rond met een pot verf en een kwast. Daarbij is hij niet te beroerd om in een monnikspij te poseren.

Over de lekenbroeders is maar weinig bekend, vertelt Reude­rink bij de koffie, die wordt geserveerd in een aardewerken kommetje. De gepensioneerde archivaris snuffelde heel wat boeken door op zoek naar informatie. De tentoonstelling kreeg dan ook de naam ”Verborgen werkers” mee.

De lekenbroeders waren zonen uit arme gezinnen die intraden in de kloostergemeenschap om daar het zware werk te doen. „Ze kregen onderdak, voeding en kleding én dachten met hun geploeter de hemel te verdienen.” Bovendien hadden de koormonniken hun handen vrij om te bidden, lezen, schrijven en studeren.

De monniken kwamen, in tegenstelling tot de leken­broeders, uit rijke families. Van harmonie tussen beide standen was dan ook niet altijd sprake, weet Reuderink. „De koor­monniken keken nogal eens neer op de lekenbroeders”, wat volgens een oud geschrift soms voor „rumoerige toneelen” zorgde.

Intussen verrichtten deze kloosterlingen veel zwaar werk. Ze deden dat, letterlijk en figuurlijk, in stilte. In de verschillende vertrekken van het museum, tot aan de schemerige zolder toe, valt te lezen en te bekijken hoe de lekenbroeders ploeterden. In de strijd tegen het water, dat de bevolking zowel van zee- als van landzijde bedreigde, legden ze dijken aan, groeven ze kanalen (waaronder het Aduarderdiep) en bouwden ze sluizen. Op deze manier drukten ze blijvend een stempel op het Groninger landschap.

Op en rond het kloosterterrein brouwden de lekenbroeders bier, bakten ze brood en looiden ze leer. Verder onderhielden ze een kruidentuin.

De kloosterlingen bouwden zogenoemde voorwerken: boerderijen van waaruit ze landbouw bedreven, turf staken of tichels bakten. De producten die overschoten, verhandelden ze.

Dat vervaardigen van stenen is een verhaal apart. De broeders waren er goed in. Behalve de bekende kloostermoppen maakten ze tientallen andere soorten (sier)stenen. Dat is goed te zien in de voormalige ziekenzaal van het klooster, het enige gebouw van het complex dat bewaard is gebleven.

Reuderink steekt een grote sleutel bij zich en wandelt van het museum naar de vroegere ziekenzaal, aan de overkant van de straat, waarin sinds de Reformatie de hervormde gemeente samenkomt. In de robuuste bakstenen muur en stenen vloer wisselen kunstige patronen elkaar af. Kenmerkend voor de vroegere ziekenzaal zijn de dubbele rijen ramen. De kloosterlingen hadden daglicht nodig voor de verpleging van zieken. Stervenden zouden aan de voet van een kruis zijn gelegd, dat zich midden in het bouwwerk bevond.

De Tachtigjarige Oorlog en de Hervorming betekenden het einde van de roemruchte Sint-Bernardusabdij. Tijdens belegeringen ging de brand in de bibliotheek. De kerk werd gesloopt. Reuderink: „De bevolking keerde zich tegen de kloosters – ze vonden ze te machtig worden.”

Nadat de monniken waren gevlucht, raakten de gebouwen in verval. Het klooster en de bijbehorende landerijen vervielen aan de provincie, die de zeldzame kloostermoppen verkocht.

Het einde van de abdij vormde echter het begin van Aduard, zegt Reuderink. De eerste huizen die op het oude sklooster­terrein verrezen, waren gebouwd met kloostermoppen. Nog steeds komen er moppen naar boven als mensen in Aduard hun tuin omspitten. Erfgoed van ruim acht eeuwen oud.

Kloostermuseumaduard.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer