Faalkosten bouw lopen op in plaats van terug
RIJSWIJK (ANP) – Vermijdbare fouten kosten de bouw miljarden per jaar en de sector slaagt er maar niet in deze faalkosten terug te dringen. Ze lopen eerder op dan terug, blijkt uit cijfers van onderzoeksbureau USP Marketing Consultancy. In 2001 lagen de faalkosten naar schatting op 7,7 procent van de totale omzet van de bouw. Vorig jaar was dat opgelopen tot 10,8 procent. Dat komt neer op circa 5,5 miljard euro.
De stijging hoeft niet te betekenen dat er nu meer vermijdbare fouten worden gemaakt, stelt Gerwin Sjollema van USP. Hij denkt dat de sector steeds beter in staat is de faalkosten in kaart te brengen. „Vroeger was het ondoorzichtiger.”
Het probleem is niet nieuw, maar zeker nu het slecht gaat is de bouw er veel aan gelegen de faalkosten terug te dringen. De oorzaak is complex, want het bouwproces met al zijn verschillende partijen van architect tot (onder)aannemer en installateur is ingewikkeld. FNV Bouw kwam tien maanden geleden al met een voorstel een werkgroep van wetenschappers en vertegenwoordigers van overheid en brancheorganisaties in te stellen. De werkgroep moest de onkostenpost in een paar jaar tijd met 20 procent verminderen, maar is nog niet van de grond gekomen. „De bond had de handen vol aan andere zaken”, aldus een woordvoerster.
Partijen hebben de neiging naar elkaar te wijzen als verantwoordelijke voor de faalkosten, valt te lezen in het ”Whitepaper Faalkosten” van Bouwkennis, leverancier van marktinformatie voor de bouw. Maar gebrekkige communicatie, slechte voorbereiding van projecten, en het niet nakomen van afspraken worden ook vaak genoemd, komt naar voren uit een peiling van zusterorganisatie USP. Zes op de tien ondervraagden gaven bovendien aan dat de sector te weinig lering trekt uit het verleden.
Ook het aanbesteden op prijs is een van de oorzaken, meent Henk Klein Poelhuis. Hij is voorzitter van de Aannemersfederatie Nederland, de koepel van kleine en middelgrote aannemersbedrijven. Zeker bij grote projecten hebben hoofdaannemers een sleutelrol en is er volgens hem te weinig ruimte voor een goede afstemming van het werk. „Iedere partij kijkt alleen naar zijn eigen onderdeeltje van het grote geheel en bepaalt daarop zijn prijs. Hij kijkt niet naar het werk dat voor of na hem komt in het bouwproces en of dat wel aansluit.” Ook de overheid, die als grote opdrachtgever ook op prijs selecteert, moet zich daarvan rekenschap geven, vindt hij.
Een oplossing ligt in samenwerking binnen de hele keten, stelt Klein Poelhuis. „Al voor je gaat aanbesteden, kijk je samen naar het hele project.” De voorbereiding en afstemming loopt dan beter. Maar deze manier van werken komt volgens hem maar moeizaam van de grond. Tot een hogere prijs hoeft dit volgens hem niet te leiden.
Klein Poelhuis maakt zich ook zorgen over het afnemende vakmanschap .„Het onderwijssysteem met het vmbo als afvoerputje voldoet niet.” Er moet meer tijd worden uitgetrokken voor de beroepsopleiding. Probleem is dat er nagenoeg geen werk is om jongeren in de praktijk op te leiden. „Daar maak ik me grotere zorgen over dan over de recessie.”