Bidden
Hier zien we de persoon die bidden moet, namelijk de godzalige. In de tekst staat „heilige.” Het Hebreeuwse woord betekent twee dingen. Het eerste is: een persoon aan wie God barmhartigheid bewijst, aan wie God genade heeft bewezen. Het andere is: iemand die barmhartigheid bewijst aan een barmhartig mens. Dat wil zeggen dat alleen een godzalig mens bekwaam is om te bidden, of dat alleen hij die genade heeft, kan bidden om genade.De vaten van de barmhartigheid kunnen bidden om barmhartigheid en alleen zij. Het offer der goddelozen is de Heere een gruwel, maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.
Wat is hiervan toch de reden? Wel, het moet een goed mens zijn die een goed gebed zal kunnen doen. Een goede boom brengt goede vruchten voort, want zoals de wortel is, is ook de vrucht. Een kwaad mens kan geen goed gebed doen. Hij alleen kan recht bidden die de Geest van het gebed heeft, Die ons leert bidden: „Abba Vader.” Dat is de Geest van aanneming tot kinderen. God kent geen andere stem dan de stem van Zijn eigen Geest.
„Ja, maar”, zult u zeggen, „in Lukas 11:13 staat dat God de Heilige Geest geeft aan die Hem bidden.” De bedoeling van deze plaats is niet om te tonen of de Heilige Geest of het gebed vooropgaat, maar om te tonen hoe zij die de Geest ontvangen hebben zich moeten oefenen.
Thomas Taylor, predikant te Londen. (Davids geleerdheid, 1668)