Cultuur & boeken

Thuis in Min-hat-ton

”Bijna thuis” schetst op nauwkeurige wijze het leven van mevrouw Chang en haar dochter Kimberley. Vanuit Hongkong verhuizen ze naar New York, in de verwachting eindelijk een thuis te creëren. De afstand tussen bijna en thuis blijkt echter net zo groot te zijn als de afstand tussen Hongkong en New York.

Tineke Smith-Nieuwenhuis
27 July 2010 09:10Gewijzigd op 14 November 2020 11:18
Straatbeeld van Chinatown. Foto EPA
Straatbeeld van Chinatown. Foto EPA

Met de ‘hulp’ van tante Paula, zus van mevrouw Chang, proberen mevrouw Chang en haar hoogbegaafde dochter Kimberley zich te vestigen in Chinatown in Min-hat-ton. Tante Paula blijkt echter een nogal gehaaide en achterbakse vrouw te zijn. Samen met haar man, oom Bob, heeft ze de leiding over een textielfabriek. ”Kleine zus”, zoals tante Paula haar jongere zus noemt, wordt in de fabriek tewerkgesteld. Al het geld dat ze hier verdient met het inpakken van kleding wordt door oom Bob aan het eind van de maand in hoopjes verdeeld. „„Dit is voor de medicijnen, van toen je ziek was in Hongkong. Dit is voor de vliegtickets (…) en dit is voor jullie.” Hij schoof met een zucht het kleinste stapeltje naar ons toe.”

In deze debuutroman heeft de auteur elementen uit haar eigen leven verwerkt. Als klein kind emigreerde zij met haar familie naar Amerika en haar ouders werkten allebei tot ’s avonds laat in de fabriek. Net als Kimberley bracht Jean na schooltijd uren in de fabriek door en werkte ze mee om de kost te verdienen. In huis stond in de winter de oven aan, bij gebrek aan een verwarming. In de zomer krioelden de insecten overal.

Het enige lichtpuntje in het bestaan van mevrouw en Kimberley Chang is het feit dat Kimberley ontzettend goed kan leren. Ah-Kim, zoals mevrouw Chang haar dochter nog steeds noemt, voelt de zware last op haar schouders drukken om goede prestaties te leveren op school, maar er zijn nogal wat hindernissen. Vaak werkt ze tot ’s avonds laat in de fabriek, zodat er geen tijd overblijft voor haar huiswerk. Ze is afhankelijk van studiebeurzen, de taal is vooral in het begin een groot probleem en de jaloerse tante Paula doet er alles aan om haar familie vooral niet te laten slagen.

Met haar heldere schrijfstijl wekt Kwok een wereld tot leven die de lezer versteld doet staan; zijn er echt mensen die zo slecht behandeld worden als de fabrieksarbeiders in Chinatown? Bestaat er zoiets als stukloon en kinderen die vanaf hun vijfde hun ouders moeten helpen in de fabriek omdat het werk anders niet op tijd klaar is? De uiterste beleefdheid van Kleine zus tegenover haar grote zus komt authentiek over. Ook de Chinese zegswijzen, zoals ”Je hebt de grote buik”, weerspiegelen iets van de indirectheid die de westerling vreemd is. Kwok laat zien hoe belangrijk het lot is voor een Chinees. Het raadplegen van almanakken (moet ik iets wel of niet doen op die en die dag), het wierook branden in de tempel en het plaatsen van altaren in huis om goden en voorouders gunstig te stemmen, horen daar allemaal bij. En toch is Kimberley een voorbeeld van iemand die duidelijk het heft in handen neemt. Maar de uitkomst onderstreept misschien de gedachte dat ze maar beter naar het lot had kunnen luisteren.

Het verhaal is in de ik-vorm geschreven. Kimberley kijkt als volwassen vrouw terug op haar leven. Het lukt Kwok niet altijd om consequent te denken zoals een kind dat doet. Sommige observaties zijn te volwassen voor een kind. Er zitten ook taalfouten en inconsequenties in het verhaal. Zo krijgt Kimberley bij een van haar toelatingstests voor een middelbare school een potlood en mag ze iets tekenen. Ze tekent dan een prinses met blond haar. Of ze heeft een geel potlood gekregen, of de redacteur heeft niet goed opgelet. Een ander, veel groter, minpunt is dat het verhaal te geconstrueerd aandoet. Alsof Kwok met wiskundige precisie de plot bedacht heeft. Op zich is dat niet verkeerd, maar de lezer mag daar niets van merken. Zoals een horlogedrager gewoon de tijd wil weten en zich niet druk maakt over het mechanisme dat schuilgaat achter het klokje.

Kimberley’s onbereikbare liefde is een voorbeeld van zo’n wiskundige berekening. Ze ontmoet Matt in de fabriek. Hij is alles wat een vrouw begeert: lief, gespierd, grappig en hoffelijk. Ze lijken voor elkaar geschapen te zijn, maar dan krijgt Matt opeens iets met de beeldschone Vivian. Waarom kiest Matt, die overduidelijk verliefd is op Kimberley, niet voor haar? Die vraag wordt niet bevredigend beantwoord. En als de twee geliefden voor de tweede keer bij elkaar komen, kiest Kimberley na een bepaalde gebeurtenis ervoor om bij Matt weg te gaan. Ondanks het feit dat ze van hem houdt en hem meer nodig heeft dan ooit. Ook nu weer lijkt de enige reden te zijn om het verhaal spannend te maken voor de lezer, maar helaas levert Kimberley hiervoor een stuk geloofwaardigheid in. Overigens bevat de plot nog wel een verrassing die de lezer niet ziet aankomen. Dat is dan wel weer knap gedaan.

Hopelijk laat Kwok met haar volgende roman zien dat zij echt kan schrijven. Dus geen personages die alleen maar de venijnigheid zelf zijn (tante Paula) of hardwerkend en opofferend (Kleine zus), maar een wereld vol echte mensen waarin de lezer voor even helemaal thuis is.

Bijna thuis, Jean Kwok; uitg. Boekerij, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 225 5364 0; 303 blz.; € 18,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer