Kerkblad / De Waarheidsvriend
Kerkblad
„Groeiend aantal Vlamingen laat zich ontdopen”, berichtte deze krant onlangs. In het Kerkblad (uitgave van de Hersteld Hervormde Kerk) wijdt ds. P. C. Hoek een artikel aan dit betrekkelijk nieuwe verschijnsel.
„Ik heb mijzelf afgevraagd of we er met dit (voor mij) nieuwe begrip ook een nieuwe trend bij krijgen. Zal dit incidenteel blijken te zijn? Is dit een ongekende vorm van protest? Of zal de toekomst laten zien dat het structureel blijkt? Van harte is te hopen dat het dat laatste niet zal blijken te zijn. Maar zou het heel verbazingwekkend zijn in het licht van de tijd? Met man en macht wordt toch met liberaal enthousiasme geprobeerd om de Bijbelse of christelijke sporen in onze cultuur en samenleving uit te wissen? Voor sommigen is het een heuse missie, zo lijkt het. Bastion na bastion moet of is geslecht. Het is nu nog het christelijke residu dat moet worden opgeruimd. Zou het ons erg moeten verbazen als een natie die zo vastberaden bezig is zich van zijn christelijke wortel af te snijden, op een gegeven ogenblik aan het ontdopen slaat? We kennen misschien allemaal wel de uitdrukking: „Leer een volk zijn doop verstaan en het is gered.” Wat zal het resultaat zijn als het volk zijn doop gaat ontkennen? Uiteraard stonden er meteen rooms-katholieke kerkjuristen op om te verklaren dat het doopsel eigenlijk niet ongedaan kan worden gemaakt. Het ontdopen is naar hun inzicht louter symbolisch. „Het sacrament is onuitwisbaar”, verklaarde een Leuvense hoogleraar kerkelijk recht in dit verband. Volkomen juist wat mij betreft. De doop in de Naam van de drie-enige God kan niet ongedaan gemaakt worden. Hoezeer men ook verklaart achteraf ten zeerste op de eigen doop tegen te zijn en ondanks dat men na „een behoorlijke administratieve procedure” zelfs uit de doopregisters van de kerk verwijderd wordt. Dat doopwater droogt nooit op; het laat zich nooit uitwissen.”
De Waarheidsvriend
In De Waarheidsvriend (orgaan van de Gereformeerde Bond) heeft dr. ir. J. van der Graaf een stukje overgenomen van ds. J. Maasland, over het voorhuis.
„Ik heb er door de jaren heen vaak aan moeten terugdenken: het sterfbed van een grote herenboer in mijn eerste gemeente. (…) Op een dag werd hij ziek. Niet alleen de dokter werd ontboden, maar ook de dominee moest langskomen. De huisarts voor de lichamelijke klachten. En de jonge, nog maar een jaar in de dorpspastorie neergestreken voorganger van de kerkelijke gemeente moest komen voor zijn geestelijke vragen. Hij besefte: het kon mijn levenseinde wel eens worden. Hoe zou dat zijn? Was hij geestelijk wel op de goede weg? Kon hij met vertrouwen de onzekere toekomst tegemoet gaan? Vragen waarop hij van de jonge pastor duidelijke antwoorden verwachtte. Die had er toch voor geleerd? En hij was toch door God bekeerd? Het ziekbed duurde de nodige maanden. Het ziektebeeld schommelde op en neer. Hij zei: Ik heb het nodige leed in het achterhuis meegemaakt. Kalfjes die stierven kort na de geboorte. Koeien die het niet haalden. Schapen en varkens die doodgingen. Maar dat was altijd in het achterhuis. Zolang het maar niet in het voorhuis kwam. Maar nu zijn ziekte en dood wel in het voorhuis gekomen. En dat is een totaal ander verhaal. (…) In gebeden traden we samen voor Gods aangezicht. En het wonder voltrok zich: de herenboer werd klein voor God. Ontroerend was het de grote, machtige man te horen getuigen van zijn vertrouwen op het kruisoffer van Christus.
Na maanden werd het winter en de laatste maand van het jaar werd zijn sterfmaand. De kinderen werden allemaal rond zijn bed geroepen. De dokter en de dominee moesten ook komen. Hij bedankte de dokter voor de goede zorgen. En de dominee werd dank gezegd voor de bezoeken en de vele gebeden. Hebt u nog iets tegen me te zeggen, dominee? Nee, was het antwoord, ik mag u voor altijd toevertrouwen aan de genade en de liefde Gods. Toen werden we door hem weggestuurd. Dominee en dokter, kinderen en familie. Alleen zijn vrouw en oudste zoon mochten blijven.
Na een uur stil en bedroefd wachten in de grote woonkeuken werd zijn sterven gemeld. Uit het voorhuis van de herenboerderij was hij afgereisd naar het Vaderhuis met de vele woningen.”