Joods museum Curaçao eert verzetsheld
WILLEMSTAD – „Veel museumstukken doen nog dienst bij vieringen in de synagoge of thuis bij Joodse families tijdens feestdagen”, zegt Myrna Moreno trots. Zij is de bevlogen conservator van het museum achter de grote 18e-eeuwse synagoge ”Mikvé Israel-Emanuel”, in de oude wijk Punda op Curaçao.
Het is geen doods museum. „De gebouwen stammen dan wel uit 1728, toch is dit een levend museum.” Ze wijst naar een fraaie bewerkte 18e-eeuwse zilveren schaal: „Kijk, hierop breekt al eeuwen de bruidegom tijdens een Joodse bruiloft een kristallen wijnglas!”
Sinds haar aantreden een paar jaar geleden waait er een andere wind rond het monument. „Ik hou van leven in de brouwerij. Ik hou de vaart erin met minitentoonstellingen. Met vaderdag richt ik een gedeelte in met oude hoeden, wandelstokken en pijpen: je moet creatief zijn. Ik grijp alles aan om een speciale invulling te geven aan een zaal, een hoek of een vitrine.”
Het grootste deel van de vaste collectie is eeuwig in bruikleen gegeven door de Sefardisch-Joodse gemeenschap van Curaçao, die van origine uit Spanje en Portugal stamt.
Veel spullen doen nog regelmatig dienst. Zo verhuist tijdens Chanoeka, het Joodse lichtjesfeest, de zilveren kandelaar naar de grote synagoge. „Acht dagen lang komt er op deze negenarmige chanoekia een vlammetje bij, de negende arm is de shamash, de ‘dienaar’ die alle dagen brandt.”
In het museum ligt ook een zilveren yad, een handje met uitgestoken wijsvinger op een zilveren steel, dat tijdens de lezingen in de synagoge gebruikt wordt om de tekst aan te wijzen. „De tekst in de Thora-rollen mag namelijk nooit met de hand aangeraakt worden”, vertelt Moreno.
De conservator wijst op een kom. „Tijdens Poerim, het feest waarin koningin Esther centraal staat, haal ik deze fraaie zilveren kom voor de grote viering tevoorschijn.” De kom dateert uit 1738 en is gemaakt door de Haarlemse kunstenaar Abraham Marshoorn (1702-1756).
Niet alles is meer in gebruik. „Gelukkig doen deze bijna drie eeuwen oude besnijdenisstoel en dit antieke snijset van de moheel (de rituele besnijder) geen dienst meer”, lacht Moreno.
Eerder dit jaar werd Myrna Moreno verrast door de Kanselarij der Nederlandse Orden. „De Antilliaans-Joodse George Maduro kreeg in 1946 van koningin Wilhelmina postuum de Militaire Willemsorde uitgereikt. De versierselen die hierbij horen, heeft ons museum nu voor onbepaalde tijd in bruikleen gekregen.”
Behalve de decoratie toont een mini-expositie over George Maduro onder meer zijn paspoort, zijn sabel en een opmerkelijk schilderij, voorstellende Maduro, de Holocaust en de villa bij Rijswijk die hij in mei 1940 eigenhandig op de Duitsers wist te heroveren.
Het levensverhaal van George Maduro (1916) is bijzonder. Hij is telg uit een Sefardisch-Joodse bankiersfamilie, die al sinds de 17e eeuw op Curaçao woont. Voor de Tweede Wereldoorlog gaat hij in Leiden rechten studeren, maar hij moet tijdens de mobilisatie eind jaren 30 onder de wapenen. Volgens zijn decoratie heeft Maduro zich „in de strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden, door op 10 mei 1940 als commandant van een peloton dienstplichtige soldaten met veel beleid en op eigen initiatief de achter de Vliet bij Rijswijk door den vijand bezette Villa Leeuwenburg” te veroveren.
Tijdens de oorlog helpt hij Engelse piloten te vluchten naar Spanje. Hij wordt verraden en sterft uiteindelijk in februari 1945 in concentratiekamp Dachau. Zijn ontroostbare ouders geven het startkapitaal voor een miniatuurstadje in Den Haag: Madurodam. Daar is ook een miniatuur van zijn geboortehuis en een plaquette te vinden.
Dit is het tweede deel in een drieluik over Joods Curaçao.