Keukengerei, opgehangen aan de muur
WEKEROM – Vele kleurrijke potten en pannen aan de muur vrolijken de schuur van Dick en Gijsje Teunissen op. Het echtpaar uit het Gelderse Wekerom heeft bij elk exemplaar wel een bijzondere herinnering.
Het is warm, ruim 30 graden. Dick Teunissen (64) geniet van een blikje bier op het terras. Zijn vrouw Gijsje (65) scharrelt wat rond. Het echtpaar is al 43 jaar samen, waarvan een groot deel op de boerderij net buiten Wekerom. Midden in de tuin staat een schuur waaraan potten en pannen hangen. Het keukengerei is zeker zestig jaar oud. „Ik heb alles van mijn ouders gekregen”, begint Gijsje. „Ze zijn een aantal jaar geleden overleden. Ik heb toen besloten om al die keukenspullen niet weg te gooien. Dat deed mijn moeder ook niet. Als een pan versleten was, bewaarden we die gewoon, ook al gebruikten we die niet meer.”
Gijsje wijst naar een ‘potje’. „Daar heb ik als tweejarig kind op gezeten.” Op een andere plek hangt een melkkoker. Die herinnert ze zich nog als de dag van gisteren. „Daarin moest ik altijd vette koeienmelk koken. Die brandde nogal eens aan. Verschrikkelijk, wat gaf dat een rommel.”
Ook staat er een petroleumstel. „Dat gebruik ik niet meer. Mijn zus nog wel. Die kookt daar stoofpeertjes op.” Bij het tonen van een fornuispot klinkt opluchting in de stem van Gijsje. „Vroeger deed ik daarmee drie dagen over de was. Tegenwoordig heb ik een wasmachine. Dat gaat veel sneller.” „En de bietenmachine”, wijst Gijsje. „Daar moest ik de bieten in doen. Ze kwamen er dan als schijfjes uit rollen.”
In de winter hangen alle potten en pannen binnen, netjes opgeborgen in de schuur. „Dan blijven ze tenminste een paar jaar langer goed. Het is waardevol spul en ik ben er zuinig op.”
Dick en Gijsje wonen al 37 jaar in hun huis, dat grenst aan Het Nationale Park De Hoge Veluwe. „Er komen vaak auto’s langs, vooral uit Kootwijkerbroek en Barneveld. Die zorgen voor veel drukte”, vertelt Gijsje.
„Maar er komen ook vaak toeristen langs. Die maken foto’s en ik maak af en toe een praatje met hen. Ze moeten dan lachen om het ondergoed dat hangt te drogen in de tuin. Dat ondergoed is nogal groot, dat heb ik ook gekregen van mijn moeder.”
In de tuin springen enkele konijnen rond. „Doe dat hekje snel dicht, anders ontsnappen mijn Vlaamse reuzen.” Erg blij is ze niet met die dieren, ze vermenigvuldigen zich razendsnel. Daarom wil ze er graag een paar van verkopen. De beestenboel is compleet met enkele kippen en een paar nepgeiten.
Pontificaal in de tuin staat een pop, gekleed in boerenstijl. Gijsje heeft de kleren oorspronkelijk voor haar kleinkinderen gemaakt. „Vroeger vierden we altijd Oogstfeest, toen verkleedden we ons als boeren. We zijn toen een keer naar Almere geweest en hebben we aan de burgemeester krentenbrood en kaas uitgedeeld. Nu wordt die kleding niet meer gedragen, dus heeft de pop haar aan. Ik heb nog wel een kleinkind van één jaar, maar dat is er nog te klein voor.”
Naast de schuur met potten en pannen ligt een flinke moestuin, waarin Dick en Gijsje veel tijd doorbrengen. „We verbouwen verschillende soorten groente, onder andere sla, bieten en snijbonen.” De kool wil niet zo lukken. „Die haal ik zo af en toe gewoon in de supermarkt.”
Dit is het vierde deel in een serie over bijzondere tuinen en erven.