„Discussie mormonen moet over leer gaan”
TILBURG – Parley P. Pratt. Díé moet voor mormonen het voorbeeld zijn. Dan zal de discussie over hun leer gaan en niet over allerlei stereotiepen die van hen bestaan.
Prof. Terryl L. Givens zei dat donderdagmiddag op de Universiteit van Tilburg tijdens de jaarvergadering van de Europese Vereniging voor Mormonenstudies.
De mormonen (verenigd in de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen) tellen ruim 13 miljoen leden, verspreid over 176 landen. Ongeveer de helft van alle actieve leden woont in de Verenigde Staten. Daar bevindt zich ook hun hoofdzetel, in Salt Lake City in de staat Utah. In 2004 waren er in Nederland 8093 geregistreerde mormonen en in België 6112.
Givens, hoogleraar literatuur en religie aan de universiteit van Richmond in de Verenigde Staten, schetste de verschillende fasen die de relatie tussen de mormonen en hun omgeving heeft doorgemaakt sinds de sekte in de negentiende eeuw door Joseph Smith werd gesticht op basis van de visioenen die hij zei te hebben gekregen. Die relatie kenschetste Givens met een uitspraak van Charles Dickens: „Wat de mormonen doen, lijkt geweldig; wat ze zeggen, is onzin.”
De mormonen zijn fel bestreden. „Daarbij werden veel leugens verspreid, bijvoorbeeld dat de aanhangers van Smith alleen laagontwikkelde mensen waren. Reeds in de beginfase waren er echter vele hogeropgeleiden bij, zoals onderwijzers en artsen.
In veel media las je dat het Boek van Mormon voor een groot deel door plagiaat tot stand was gekomen. De mormonen werden wel vaker van oneerlijkheid beschuldigd. Daarover werden allerlei verhalen de wereld ingestuurd. Bijvoorbeeld dat Smith gezegd zou hebben dat hij net als Jezus op het water zou kunnen lopen. In werkelijkheid had hij een houten vlonder net onder het wateroppervlak aangebracht. Die werd ’s nachts door zijn tegenstanders weggehaald. Toen Smith de volgende dag op het water zou lopen, zonk hij naar de diepte. Met dergelijke verhalen probeerde men de mormonen te blameren.”
De meeste mormonen waren van Angelsaksische afkomst en daardoor uiterlijk niet herkenbaar, zoals de aanhangers van sommige andere religies. Dat zorgde volgens Givens voor een golf van angst. „Er deden verhalen de ronde dat de mormonen uiterlijk nette mensen waren, maar ondertussen anderen hypnotiseerden. Er bestond behoefte hen te onderscheiden van andere mensen en daarom kregen ze in verhalen bepaalde kleding, stereotiep taalgebruik en een oosters uiterlijk toegedicht. Mensen met een geel uiterlijk en groene ogen, echt een nieuw ras. Dat werkt anderhalve eeuw later nog door: in encyclopedieën staan mormonen nog steeds als etnische groep genoemd. De mormonen ervoeren het niet als bedreigend. Het bevestigde hen in hun eigen identiteit als afzonderlijke groep, al was het bedoeld om hen te stigmatiseren.”
De grote media-aandacht leidde er in de beginperiode toe dat zij constant in de verdediging waren. „De onderwerpen van het debat werden bepaald door hun tegenstanders en de mormonen kregen geen gelegenheid over hun leer te praten.”
Een nieuwe fase, die volgens Givens tot de huidige dag voortduurt, brak in 1893 aan. „In één week gebeurden er twee dingen. Het ene bracht de mormonen roem, het andere vernedering.”
In dat jaar werd de World’s Columbian Exposition in Chicago gehouden, een tentoonstelling waarin miljoenen dollars werden geïnvesteerd en waarvoor enorme gebouwen werden neergezet. Een van de organisatoren had het tempelkoor van de mormonen horen zingen en stond erop dat het tijdens de tentoonstelling zou meedoen aan het korenconcours. Het duurde enige tijd voordat de kerkleiders daarmee instemden, want de mormonen kwamen eigenlijk nooit ten oosten van de rivier de Mississippi. Het koor deed uiteindelijk mee en won de zilveren medaille. Dat leverde een stroom uitnodigingen op. De Amerikanen vonden het koor geweldig.
In diezelfde week kwam echter ook het World Parliament of Religion samen. Voor het eerst werden vertegenwoordigers van alle godsdiensten bijeengebracht. „Slechts één groep mocht niet meedoen: de mormonen. De kerkleiders in Salt Lake City werden er door anderen van overtuigd dat ze moesten protesteren. Uiteindelijk mocht een vertegenwoordiger van de mormonen in een achterafzaaltje iets presenteren. Daar bedankte hij voor.
Men wilde dus wel de zang van de mormonen horen, maar niet hun preek. Ze waren welkom als ze zich als culturele groep presenteerden, niet als religieuze groep. Zo is het sindsdien gebleven. De mormonen hebben grootse prestaties in de danswereld bereikt. Ook op andere terreinen geldt dat mormonen er soms beroemd zijn om wat ze doen, niet om wat ze denken. Hun gedachten worden als onzin beschouwd.”
Givens hield het groepje mormonen en een handjevol Tilburgse studenten donderdag en het voorbeeld van Parley P. Pratt voor. Deze apostel van de mormonen, die in de begintijd van de sekte veel publiceerde, werd in 1838 in acht krantenartikelen aangevallen door een zekere La Roy Sunderland, die wilde aantonen hoe absurd de gedachten van de mormonen zijn. Pratt ging niet in de verdediging, maar stelde zich proactief op en slaagde erin de discussie over de theologie van de mormonen te doen gaan. Hoe zou het met de mormonen gegaan zijn als ze Pratts voorbeeld hadden nagevolgd, vroeg Givens zich af. „Misschien kan de huidige generatie mormoonse geleerden het debat weer op het niveau van de leer brengen.”
Als oorzaak van de groei in de begintijd noemde Givens dat Smith de mensen gemeenschapsgevoel bood in een periode van fragmentatie: een leven als één grote familie en de bouw van een aards Sion.
In de achterliggende anderhalve eeuw is de groep sterk veranderd, stelde de Amerikaanse hoogleraar. „Smith zou zich in de huidige mormonen nauwelijks herkennen.”
Mede door de opkomst van internet zijn de mormonen opener geworden over hun verleden en vertellen ze ook hun eigen leden er meer over. Op steeds meer Amerikaanse universiteiten wordt mormonenstudies als vak ingevoerd. „Dat is goed. Laat de discussie over de leer gaan, niet over stereotiepen.”