Een actief, bevoorrecht emeritus
„Ik voel me een bevoorrecht mens. Je komt onder mensen met een boodschap, met dé boodschap. Preken, en zeker het voorbereiden ervan, betekent veel, ook voor je eigen geestelijk leven. Het verdiept het geloof, het geeft vastigheid.” Hij stopt een moment en voegt dan toe: „Maar predikant zijn biedt op zich geen garantie voor genade.”
Ds. P. M. Breugem herdacht op tweede kerstdag dat hij veertig jaar geleden bevestigd werd tot hervormd predikant in Achterberg. „Mijn vader zei dat het predikantschap het mooiste beroep is. Met de jaren ben ik dat steeds scherper gaan zien. Je mag de gemeente het eeuwig welzijn aanreiken. Uiteraard gebeurt dat in het besef dat God beide het willen en het werken werkt. De Heere kan het uitstekend zonder ons, maar wil, heel wonderlijk, wel mensen gebruiken.”
In Kethel, onder de rook van Rotterdam, groeide Breugem op. „Kethel was een ouderwets confessionele gemeente die na de oorlog verkleurde. Toen dat plaatsvond, gingen we naar de evangelisatie in Schiedam. Vanuit Rotterdam-Delfshaven kwam ds. H. G. Abma daar regelmatig preken.”
Breugems grootvader was actief betrokken bij het kerkelijk leven. „Opa woonde vlak bij ons. Hij was jarenlang kerkvoogd. De waterscheiding tussen confessionelen en bonders was veel minder sterk dan tegenwoordig. Je luisterde als kleine jongen naar wat opa zei over de preek, over het geestelijk leven, over de leiding Gods. ’s Winters las opa op zondagavond voor uit preken van Smijtegelt en andere oudvaders. Daar ging je gewoon heen. Dat heeft vormend gewerkt.”
Jesaja
De hbs-a legde Breugem met goed gevolg af. Hij ging geschiedenis studeren. Ondertussen had hij verkering gekregen met een Delftse verpleegkundige, zijn huidige vrouw. In Delft hoorde hij onder anderen ds. P. Zandt, en de predikanten W. L. Tukker en J. J. Poot. „Mijn schoonvader zat daar in de kerkenraad. Op zondagavonden kwamen er mensen over de vloer die warm en gelovig van het werk van de Heere getuigden. Leerzaam was dat. Wat is het sommigen toch op bijzondere wijze gegeven zo open over het werk van de Heere te spreken. Je kwam daar authentiek geloofsleven tegen.”
Een preek over Jesaja zette student Breugem stil. In de stilte die daarop volgde, klonk de roeping tot het ambt door. „Ik heb dat met mijn vriendin besproken. De verkeringstijd zou lang gaan duren; dat wisten we. Ik zou geen studie af gaan ronden, maar een nieuwe oppakken.”
Het staatsexamen klassieke talen, met het toen nog verplichte wiskunde, volgde. In zijn eerste jaar in Utrecht ontmoette hij een gemêleerd gezelschap, onder wie de latere predikanten J. Vroegindewij (de huidige emeritus predikant uit Katwijk aan Zee) en D. J. Cuperus (de huidige emeritus predikant uit Nieuwerkerk aan den IJssel).
Steun
Binnen de studentenvereniging Voetius vonden de studenten steun bij elkaar. Dat het vergaderen student Breugem in het bloed zat, bleek uit pogingen van onder anderen de ouderejaars S. P. van Assenbergh om hem bestuurslid te maken. „Maar dat weigerde ik. Ik wilde de studie snel afronden, want ik was inmiddels getrouwd.” Breugem was daarmee een van de eerste gehuwde studenten, in die tijd een unicum.
De toen verplichte proefpreek hield hij onder verantwoordelijkheid van prof. dr. S. van der Linde in de Waalse Pieterskerk. Daarbij waren de studenten J. Vroegindeweij en C. van Wingerden paranimf. „Dat was een bijzonder moment, je droeg voor het eerst de toga. Ik kreeg die van mijn ouders. Na de proefpreek mocht je echt gaan preken.”
Bij ds. J. Wieman werd Breugem drie maanden vicaris, om vervolgens een halfjaar intern naar het hervormd seminarie te gaan. „Dat was al met al wel een taaie tijd. Je ging ook preken en dan was je de hele zondag over weg. Je zat hele zondagen bij andere mensen in huis. Je zag je vrouw maar weinig.”
Achterberg
Achterberg werd zijn eerste standplaats. „Achterberg was toen een nederzetting die vanuit Rhenen werd bediend, zoals Wekerom bij Ede hoorde en Zwartebroek bij Voorthuizen. In Achterberg stond een godsdienstonderwijzer die later de status van predikant kreeg. Ik werd er de eerste eigen predikant.” In 1966 nam hij een beroep aan naar Barneveld, waar hij in 1995 met emeritaat ging.
Dat de 71-jarige emeritus nog blaakt van ijver, blijkt niet alleen uit de nieuwe pc waarvoor hij inmiddels de eerste cursus volgde. Hij is bovendien pastoraal verzorger bij verpleeghuis Nebo en pastoraal werker in wijkgemeente 3 in Barneveld.
Om zijn bestuurlijke capaciteiten werd de predikant benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij diende enkele malen als synodelid en is lid van de commissie 2-30 (de commissie die gemeenten in herstel, na een intern conflict, begeleidt). Ds. Breugem was ook betrokken bij de provinciale kerkvergadering, was voorzitter van de plaatselijke jeugdraad en docent pastoraat aan de Theologische Hogeschool Johannes Calvijn in Zeist, later in Ede.
Schoolbestuur
In zijn Barneveldse tijd kwam ds. Breugem in het schoolbestuur. „Ds. P. P. J. Monster, collega J. van Rootselaar en ik zouden rouleren, maar ik was degene die twintig jaar bleef hangen. Het waren zogenaamde kerkenraadsscholen. Ik ging mee om elke nieuwe directeur te beluisteren. De scholen zijn nu in een stichting ondergebracht en we kennen in het schoolbestuur nu een ouderling met bijzondere opdracht.”
Dat de voortgang van het ambtelijk werk hem steeds ter harte ging, bleek uit zijn betrokkenheid bij de mannenvereniging. „Voor de pauze hielden we een bijbels onderwerp, na de pauze behandelden we bij voorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis, allemaal gericht op het ambtswerk. Zo is de mannenvereniging een visvijver voor ambtsdragers.”
Ds. Breugem mist meer en meer „oprechte godsvrucht.” „Ik zie een min of meer verloren generatie van dertigers die in de maalstroom van de secularisatie is terechtgekomen. Tegelijkertijd bespeur ik bij sommige jongeren sterke betrokkenheid.”
Na veertig jaar dienstwerk blijft verwondering over, zegt de emeritus. „In het ambt komt heel veel op je af. Je blijft dan niet vanzelf en in eigen kracht staande.”