Minutieus onderzoek van niet-academicus
WOERDEN – Een merkwaardige promotie deed zich vorige week voor aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Niet alleen de leeftijd van de promovendus maar ook zijn vooropleiding was opmerkelijk. Dr. J. G. J. van Booma is 73 jaar en heeft geen universitaire opleiding genoten.
Van Booma begon zijn loopbaan als onderwijzer, en werd later hoofd der school en leraar Duits. Weer later werd hij adjunct-archivaris van de Nederlandse Hervormde Kerk. Toch had zijn promotor, prof. dr. W. Janse, geen enkele twijfel. Hij zei tijdens de plechtigheid dat Van Booma als dé specialist van het oude schrift en van oude kerkelijke archiefbestanden in aanmerking kwam voor een uitzondering op de bepalingen.
Het zag er vorig jaar even donker uit voor de man die jarenlang monnikenwerk verrichtte. Hij lag diverse keren in het ziekenhuis wegens gezondheidsproblemen. „Dan merk je dat er belangrijker zaken zijn dan promoveren.”
Zijn Duitse dissertatie –”Communio clandestina. Archivalien der Konsistorien der heimlichen niederländischen reformierten Flüchtlingsgemeinden in Goch und Gennep im Herzogtum Kleve 1570-c. 1610”– telt twee delen, samen ongeveer 900 pagina’s. Het grootste deel bestaat uit niet eerder gepubliceerde archieven van de gemeenten Goch en Gennep. Van Booma voorzag de studie van een inleiding met een aantal conclusies en bijlagen.
Door zijn werk kwam hij in 1984 in de historische commissie van de Evangelische Kirche im Rheinland terecht. Superintendent Walter Stempel van de Kirchenkreis Wezel zei hem dat er in de kerkelijke archieven van Wezel protocollen lagen die hij niet kon lezen. Of Van Booma dat wel kon? Het bleek archiefmateriaal van een Nederlandse vluchtelingengemeente uit de Tachtigjarige Oorlog. Van Booma begon, samen met prof. dr. J. L. van der Gouw, aan het uitschrijven van de kerkenraadsnotulen van 1573 tot 1582. Dat resulteerde in een dik boek: ”Communio et mater fidelium”.
Op verzoek begon Van Booma in 1991 aan de archieven van de Evangelische Kirchengemeinde Goch. Toen prof. Van der Gouw in 1992 stierf, ging hij alleen verder. Gaandeweg betrok hij ook het archief van het nabijgelegen Gennep bij zijn studie.
Goch en Gennep waren in de Tachtigjarige Oorlog twee stadjes in Duitsland waarheen Nederlandse calvinisten vluchtten en waar ze een kerk stichtten. Goch is Duits grondgebied gebleven, Gennep werd in 1815 Nederlands. De Evangelische Gemeinde van Goch is nu een bloeiende gemeente met twee predikantsplaatsen. De protestantse gemeente van Gennep is veel kleiner.
Het onderzoek van Van Booma was minutieus. Soms waren de letters onleesbaar geworden. Dan lichtte hij bij met een ultraviolette lamp, waardoor ze weer zichtbaar werden. Sommige bladen waren in snippers uiteengevallen en zaten in een kartonnen hoes. Dan puzzelde Van Booma soms een hele avond om de stukjes naast elkaar te leggen en het handschrift weer boven water te halen. In een aantal gevallen was de tekst niet meer op te sporen, maar wist hij toch de inhoud ervan te achterhalen door zijn kennis van dergelijke teksten.
Zijn belangrijkste conclusie staaft de bewering van onderzoeker dr. O. Boersma uit 1994, dat het Convent van Wezel niet plaatsvond in 1568 maar in 1571. Van Booma constateerde dat de kerkenraad van de vluchtelingengemeente van Goch in 1570 de organisatie van het plaatselijke kerkelijk leven baseerde op de kerkorde van de Parijse synode van 1559, omdat er „kennelijk geen recentere grondslag of regeling bestond.” Van Booma stelt ook dat er in dat jaar nog geen sprake was van een classis, waarover het Convent van Wezel wel rept. Als volgend punt noemt hij de functie van superintendent, die in de artikelen van het Convent van Wezel nergens te vinden is, maar wel wordt genoemd in de kerkorde van Parijs.
Een andere belangrijke aanwijzing geeft de persoon van Gerard Venrad, een van de ondertekenaars van de artikelen van het Convent van Wezel. In 1569 is hij echter nog rooms-katholiek. De reconstructie van Van Booma is als volgt: tot 1570 was Venrad pastoor in Königswinter. In 1570 ging hij over tot de Reformatie. In 1571 werd hij in Wezel benoemd als ziekenprediker. In de voorzomer van 1571 maakte hij in Wezel de voorbesprekingen van de synode van Emden mee, waarvan de besluiten in een aantal artikelen zijn overgeleverd als die van het Convent van Wezel.
Waarom is Van Booma gepromoveerd? „Ik had het werk bijna klaar, toen men er mij opmerkzaam op maakte dat mijn werk zeer goed zou kunnen dienen als dissertatie. Die mogelijkheid heb ik graag aanvaard.”
De promovendus gaat nu niet op zijn lauweren rusten. Tijdens de promotie vroeg een van zijn opponenten om een goed register. Dat was al als derde deel gepland en daarmee wil hij zich nu gaan bezighouden. Hij hoopt over een jaar klaar te zijn.
Daarvoor moet de dissertatie in een handelseditie uitkomen, tijdens de viering van het 600-jarig bestaan van de stad Goch, volgend voorjaar. „Als mijn gezondheid het toelaat.”