„En zo wie een van deze kleinen te drinken geeft, alleenlijk een beker koud water…”
Die rijke man kon geen enkele verlichting vinden in al zijn pijn en smart, ondanks al zijn zakken met goud. Maar aan wie wilde hij toch een bericht zenden. Wel, aan een grote menigte van zijn vrienden, die er geen rekening mee hielden dat er een God in de hemel is en een duivel in de hel is, en pijn en smart na dit leven. Dit voorbeeld van die rijke vrek kan tot een waarschuwing dienen voor alle hardnekkige personen, opdat ze zich laten verootmoedigen door de tranen der armen.

Toen Ik onder u kwam, zei de Heere Jezus, hebt gij Mij gelijk een vreemdeling ontvangen. Toen Ik naakt was hebt u Mij gekleed, toen Ik hongerig was, hebt u Mij te eten gegeven. Dat toont ons dat het Koninkrijk der hemelen hem toekomt die de vreemdeling ontvangt, de naakten kleedt, de dorstige te drinken geeft en die meer van dergelijke werken van barmhartigheid doet. Niet als verdienstelijke werken, gelijk de roomsen dat willen hebben, maar als oprechte christenen die dit alles doen in het geloof en christelijke ijver.

Alle bomen die geen goede vrucht voortbrengen, zullen uitgehouwen worden. Het is immers niet goed van ons als wij alleen maar schone bladeren voortbrengen. Wij moeten goede vruchten dragen. Anders zal de Heere Jezus zeggen: Ik heb u nooit gekend.

Henry Smith,
predikant te Londen

(”Tranen der armen”, 1657)