Vertrekken en thuisblijven
De zomervakantie is voor een deel van ons land begonnen, en met gretigheid kijkt menig gezin uit naar zijn vakantiebestemming. Juist op zo’n moment is het goed aandacht te vragen voor de thuisblijvers. Zij die vanwege ontslag, ziekte, handicap, leeftijd, bedrijf of om welke reden dan ook, er niet op uittrekken. Wie daartoe wel in staat is, zou er goed aan doen als het ware wat meer met de rug naar z’n vakantiebestemming af te reizen, door extra aandacht te geven aan degenen die ze achterlaten. Is de praktijk niet vaak dat achterblijvers pas in het vizier komen wanneer vakantiegangers dat zelf goed uitkomt? Bijvoorbeeld omdat ze eigen vreugdes en emoties willen delen?
Intussen is thuisblijven of vertrekken in tal van landen geen seizoensgebonden thema, maar speelt die keuze het gehele jaar door. In India, Sri Lanka en de Filipijnen bijvoorbeeld zijn miljoenen gezinnen en families het grootste deel van het jaar uiteengescheurd doordat vader of moeder in het buitenland werkt. Voor hun regeringen is dat een welkome uitlaatklep: het helpt de vaak schrijnende armoede in hun land verlichten.
Mede dankzij de globalisering –het wereldwijd wegvallen van belemmeringen voor economisch en sociaal verkeer– is dit uiteenrafelingsproces van gezinnen en families sterk toegenomen. Met alle asociale gevolgen van dien. Kinderen die achterblijven, worden opgevoed door een van de ouders of door grootouders, en dat leidt er nog wel eens toe dat ze nauwelijks of helemaal niet worden opgevoed. Huwelijken stranden door langdurige afwezigheid van een van de echtelieden en als vader de enige opvoeder is, of er is een stiefvader op het toneel verschenen, werkt dat nog wel eens seksueel misbruik van kinderen in de hand.
Is onder ons dan alles koek en ei? Zeker niet. Ook in Nederland is thuisblijven of vertrekken immers allang geen seizoensgebonden onderwerp meer dat enkel in vakantietijd speelt. Dat komt doordat als gevolg van mobiliteit en toegenomen studie- en carrièrekansen de sociale samenhang van gezinnen en families evengoed onderuit is gehaald.
Te weinig wordt er aandacht gevraagd voor de kwalijke gevolgen die dat proces ten onzent heeft voor wat betreft de geestelijke ontwikkeling van ouderen en jongeren. Christen-zijn in je eentje is zeker in deze tijd van geestelijke kaalslag nu eenmaal een onmogelijkheid, en toch is dat het lot van heel wat christenen. Kerken zijn doorgaans laks in het neutraliseren van de negatieve effecten van deze ontwikkeling en denken dat die met koffiedrinken na de dienst of met een Bijbelkring hier of daar wel zijn op te vangen.
In plaats daarvan zijn we als kerken geroepen als het ware alternatieve dorpsgemeenschappen te vormen die als warme dekens over onze kille, anonieme samenleving worden gelegd en waarin oog en zorg voor elkaar centraal staan.
Christelijke gemeenten doen er goed aan te beseffen dat rechtzinnigheid in de leer niet meer het enige criterium is dat bepaalt of gemeenteleden zich thuisvoelen of niet, en waardoor ze bij de afweging ”blijven of vertrekken?” voor het eerste kiezen.