Kerk & religie

Opbouw / de Waarheidsvriend

Opbouw

25 June 2010 20:00Gewijzigd op 14 November 2020 11:01
„Een zegenwoord is geen magische formule, niet geladen met kracht, net zomin als het opleggen van een hand dat is.” Foto RD
„Een zegenwoord is geen magische formule, niet geladen met kracht, net zomin als het opleggen van een hand dat is.” Foto RD

Steeds vaker komt het voor dat niet-ambtsdragers elkaar zegenen, zowel binnen als buiten de eredienst. Drs. Jan Mudde plaatst in Opbouw, opinieblad voor de Nederlands Gereformeerde Kerken, vraagtekens bij deze ontwikkeling.

„Ik krijg wel eens de indruk dat christenen denken dat door een zegen, zeker als die gepaard gaat met handoplegging, daadwerkelijk een overdracht van kracht plaatsvindt, of daadwerkelijk een kentering in iemands omstandigheden teweeg gebracht wordt. Dat spreekt uit hun lichaamshouding, hun intonatie. Nu zal ik zeker niet willen beweren dat een zegen niets teweeg brengt (…), maar zeker vindt er geen overdracht van kracht plaats en evenmin wordt door het zegenen als zodanig een kentering in de omstandigheden teweeg gebracht. Ook bepaalde formuleringen roepen vragen op. „Ik zegen jou/hem/haar” is een veelgehoorde manier van spreken. Deze uitdrukking wekt –geheel onbedoeld ongetwijfeld– de indruk dat degene die zegent zelf over de zegen beschikt, in staat is die daadwerkelijk te geven. (…)

Dan wil ik vooropstellen, dat een zegen geen effect in zichzelf heeft. Een zegenwoord is geen magische formule, niet geladen met kracht, net zomin als het opleggen van een hand dat is. Dat blijkt uit het gebruik van de genoemde werkwoordsvormen. Daarmee wordt de uitwerking van het zegenwoord bij God gelegd. Zij die het ambt (aller gelovigen) bekleden zijn geen dragers van macht of mana, maar van volmacht (zo schrijft de vrijgemaakte oudtestamenticus prof. Ohmann ergens). De zegenwoorden worden dan ook zo gekozen dat het aan Gods welbehagen wordt overgelaten of een zegening ook de gewenste zegen tot gevolg heeft. Vervolgens denk ik dat we onze zegenspreuken en -beden zo moeten formuleren dat volstrekt helder is dat niet wij de zegen schenken, maar alleen God.”

De Waarheidsvriend

Bij de gave van de gezondmaking denken veel kerkmensen aan spectaculaire genezingswonderen. Ten onrechte, schrijft dr. A. A. Teeuw in de Waarheidsvriend, orgaan van de Gereformeerde Bond.

„Maar wanneer de gave van de gezondmaking niet hetzelfde is als het doen van spectaculaire genezings­wonderen, wat is het dan wel? Om dat duidelijk te krijgen verwijs ik in de tweede plaats naar 1 Korinthe 12:28. Daar staat: „En God heeft er sommigen in de gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen.”

Paulus brengt in deze tekst gradaties aan in de verschillende gaven: „ten eerste…, ten tweede…, ten derde…, daarna…” Hij begint met het apostelambt en eindigt met de „gave der gezondmakingen, behulpsels, regeringen en menigerlei talen.”

Hij zet deze laatste gaven allemaal op één rij. Dat geeft een mooi beeld van wat we bij de gave van gezond­makingen moeten voorstellen. Kijk maar eens naar die andere gaven. Wat zijn ‘behulpsels’? Ook dat is een Geestesgave. In het Grieks staat er een woord dat wijst op hulpvaardig zijn. (…)

Is de gave van behulpsels bijzonder? Gaat het om een spectaculaire gave? Eigenlijk niet. Het is fijn als mensen alert en hulpvaardig zijn, maar heel bijzonder is die gave niet. (…)

In dezelfde rij staat ook de gave van de gezondmakingen. Dat duidt erop dat het waarschijnlijk een ‘gewone’ gave is, die helemaal niet spectaculair is. We moeten dus niet denken aan bijzondere genezingswonderen –want die gave hoorde bij de apostelen– maar aan veel gewoner zaken.

Misschien dacht Paulus aan een gemeentelid die veel kennis had van geneeskrachtige kruiden en planten. Misschien dacht hij aan iemand die goed een ontsmettend verband kon aanleggen. Dat was voor die dagen buitengewoon belangrijk. Mensen stierven toen nog aan allerhande wonden en infecties. Wanneer iemand in die dagen een beetje inzicht had in ontsmettende zalven en schone verbanden, dan was dat van levensbelang.

Dat is een gave! Is dat een bijzondere gave? Eigenlijk niet. Maar toch is het mooi als mensen die hier inzicht in hebben, deze gave gebruiken ten dienste van de gemeente van God.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer