„Het staat nog 6-1 voor christenen”
UTRECHT – Veel komt er aan bod in zijn rapport over de omgang met homoseksualiteit in protestants Nederland. Van een artikelenserie van ds. G. J. van Aalst in De Saambinder tot evangelische healings. „Homoseksualiteit ligt in de vuurlinie tussen progressieve en conservatieve christenen.”
Nee, David Bos, de Utrechtse universitair docent geschiedenis van het christendom en opsteller van het vandaag gepresenteerde rapport, is niet uit de gereformeerde gezindte afkomstig. En ja, hij is zelf homoseksueel. Is dat dé reden waarom hij zich zo heeft verdiept in de visie op homoseksualiteit van baptisten, pinkstergemeenten en allerlei gereformeerde stromingen? Bos verwijst naar zijn beroepsmatige interesse voor identiteitsbepalende kwesties. „In het in 2007 verschenen handboek over de geschiedenis van het Nederlandse christendom in de twintigste eeuw van Eginhard Meijering komt het woord homoseksualiteit niet eens voor. Dat vind ik zo absurd, want zelfs de vorming van de Hersteld Hervormde Kerk bijvoorbeeld heeft daar rechtstreeks mee te maken.”
Een halve eeuw opinie- en besluitvorming over homoseksualiteit in protestants Nederland heeft Bos doorgespit: van 1959 tot 2009. De conclusies van zijn studie staan in het eveneens vandaag gepresenteerde SCP-rapport. „Over protestanten valt zo veel te vertellen dat het niet past in één hoofdstuk van een SCP-rapport. ”
In een notendop schetst Bos de discussies binnen de protestantse kerken. In de jaren zestig leverden hervormde en synodaal gereformeerde predikanten een belangrijke bijdrage aan de maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit. Vervolgens kwam het ook aan de orde in behoudend protestantse kerken.
In 2007 schreef ds. Van Aalst in het weekblad van de Gereformeerde Gemeenten een vijfdelige serie over homoseksualiteit. Wat is u daarin opgevallen?
„De pastorale toon in de laatste twee artikelen verschilt nogal van de polemische toon van de eerste afleveringen. Daarin herken ik enkele van door mij onderscheiden stadia van acceptatie (zie illustratie). Ik vind dat ds. Van Aalst het verstandig heeft aangepakt. Hij zet zich af tegen de homobeweging en tegen andere kerken, maar juist daarmee creëert hij ruimte voor bespreekbaarheid. Dat is de beste manier om binnen een geloofsgemeenschap acceptatie te bevorderen. Zijn uitspraak “Wie iets van zijn eigen boze hart heeft gezien, heeft een ruim hart voor anderen” vind ik ontroerend mooi.”
Gaan bevindelijk gereformeerden homoseksualiteit steeds meer accepteren?
„De ontwikkeling die zich in de jaren zestig onder de hoofdstroom van protestanten heeft afgespeeld, heeft zich gedeeltelijk herhaald in behoudend protestantse gemeenschappen, het eerst onder vrijgemaakten en sinds kort onder bevindelijken. In de Christelijke Gereformeerde Kerken vonden de afgelopen jaren de hardste aanvaringen plaats tussen conservatieven en progressieven. De speelruimte van kerkelijke leiders is beperkt. Ze kunnen niet bewegen zonder de verdenking te wekken dat ze schuiven of draaien. Maar daardoor kunnen ervaringsdeskundigen zich uitspreken. Dat komt de emancipatie ten goede.”
Blijft er in de maatschappij ruimte voor een eigen visie?
„We verschillen van mening over wat moet en wat mag, maar laten we erop vertrouwen dat we allemaal het beste met elkaar voorhebben. Trek alle huidige discussies over homoleraren of trouwambtenaren niet direct in het demonische. Vergeet niet dat het nog altijd 6-1 voor behoudende christenen staat: RPF-leider Van Dijke, kardinaal Simonis en anderen zijn in het verleden vrijgesproken van homohaat. Er is in ons land wel degelijk vrijheid van denken, geloven en het uiten daarvan.”
Ondertussen lijkt het er wel op dat het volledig accepteren van homoseksualiteit voor seculiere politici hét bewijs vormt van goed burgerschap.
„Het homo-emancipatiebeleid van de overheid brengt tot uitdrukking dat er meer dan één weg is naar Rome. In behoudend protestantse kring heeft men het vaak over het doen en laten van Plasterk, maar zijn beleid werd gedragen door het hele kabinet, inclusief Rouvoet. Plasterk heeft niet alleen subsidie gegeven aan het COC, maar ook aan christelijke organisaties als Contrario en RefoAnders. Dat is volgens mij niet alleen een strategische keuze, maar een principiële: er moet ruimte zijn om een eigen koers te varen, al is het nodig dat de overheid daarbij een vinger aan de pols houdt. De overheid is niet voor niets een schild der zwakken.”
De hoorbaarheid van homoseksualiteit in protestantse kring is een belangrijk aspect voor de emancipatie, schrijft u. Toch is de druk van buitenaf vaak gericht op de zichtbare kant van homoseksuelen. Dat wringt toch?
„Publieke manifestaties als de Gay Pride hebben volgens veel christenen een negatief effect op de acceptatie van homoseksualiteit. Ik vind ook niet dat we alle kaarten moeten zetten op de zichtbaarheid van homoseksuelen. Ik wil juist aandacht vragen voor de verhalen van reformatorische homoseksuelen over hun geloof of ongeloof. Daar kunnen ook hetero’s inspiratie uit putten. Zulke verhalen zijn niet spectaculair genoeg om er een televisieshow of Kamerdebat mee te vullen, maar ze zijn waardevol genoeg om gehoord te worden.
In onze samenleving circuleren grote verhalen over homoseksualiteit: over principes, waarden, besluiten en grenzen. Maar ik vraag gehoor voor kleine, schijnbaar onbeduidende verhaaltjes.”
Volgens het SCP hebben vooral orthodox-protestanten en moslims een negatieve houding tegenover homoseksualiteit. Maar mogen die wel over één kam worden geschoren?
„De vergelijking is interessant, al zijn er grote verschillen. In de behoudende protestantse kerkgenootschappen is homoseksualiteit tegenwoordig enigszins bespreekbaar en laten mensen met homogevoelens zich kennen. Dat is onder moslims veel minder het geval.
Een groot verschil tussen deze twee groepen is ook dat bij Marokkanen de druk om heteroseksueel te trouwen heel groot is, zelfs als men weet dat de betrokkene niet warmloopt voor het andere geslacht. Juist dan moet de buitenwacht tevreden worden gesteld. Protestanten hechten tegenwoordig belang aan de kwaliteit van het huwelijk. Dan heeft men liever dat mensen niet trouwen dan dat ze zichzelf en hun partner ongelukkig maken.”
Wel zou ik reformatorische christenen willen aanraden om eens te gaan praten met moslims om ervaringen uit te wisselen: ze hebben allebei bezwaren tegen homoseksualiteit, maar tegelijk zijn er wel homoseksuelen in hun gemeenschappen. De vraag naar elkaar toe is dan: Hoe gaan jullie daarmee om?”
In evangelische kringen zijn volgens u homoseksuele gelovigen vrijwel onhoorbaar. Dat ligt bij hen nog anders dan bij reformatorische christenen?
„Dat komt volgens mij doordat evangelische christenen sterker dan reformatorische christenen de nadruk leggen op levensheiliging. Bij reformatorische christenen speelt de notie van het zondebesef sterk door: door de zondeval is er nu eenmaal een gebrokenheid in de schepping en daarmee moeten mensen leren leven. Daarom hecht de gereformeerde kring in tegenstelling tot de evangelische kring weinig aan de mogelijkheid om homoseksualiteit te genezen. De evangelischen staan ook nadrukkelijk onder invloed van dit Amerikaanse denken. Van de zeventien boeken die Stichting Onze Weg op haar website aanbeveelt, zijn slechts twee oorspronkelijk Nederlands. De rest is Amerikaans.
Reformatorische christenen leggen veel nadruk op het familieverband. Dat leidt enerzijds tot afweer jegens homoseksualiteit, maar anderzijds tot pogingen om homoseksuele leden binnen boord te houden. Evangelische kerken zijn individualistischer, en het verloop is er behoorlijk groot. Daardoor zie je eerder dat homoseksuele leden vertrekken, vrijwillig of min of meer gedwongen.
Een aanzienlijk deel van de evangelische en pinkstervoorgangers heeft ook geen academische opleiding genoten. Academisch gevormde predikanten zijn het aan hun stand verplicht om nieuwe medische, psychologische en sociologische inzichten serieus te nemen.”
Blijft de vraag of uiteindelijk ondanks alle druk van buitenaf mensen de homoseksuele praxis op Bijbelse gronden mogen afwijzen.
„De overheid zal behoudende christenen niet het recht ontzeggen om homoseksualiteit af te keuren. Iets heel anders is de gelijkstelling van homoseksuelen aan heteroseksuelen in het arbeidsrecht, huwelijksrecht en dergelijke. Veel belangrijker dan de wrijving tussen overheid en behoudende geloofsgemeenschappen vind ik de conflicten tussen en binnen die gemeenschappen zelf. Homoseksualiteit ligt in de vuurlinie tussen progressieve en conservatieve christenen: over hun hoofden heen wordt een strijd uitgevochten over de toekomst van kerk, partij en gemeenschap. Voor de homoseksuele leden van die gemeenschappen noem ik dat een twijfelachtige eer.”