Natuurbehoud lijkt Rupsje Nooitgenoeg
De komende jaren zal er flink bezuinigd moeten worden. Een goede gelegenheid om kritisch te kijken naar natuurbeheer, vindt Sjoerd P. Hoekstra. Het bezit van zo veel mogelijk grond lijkt wel een doel op zich voor natuurorganisaties.
Natuurbeschermingsinstanties hebben een conservatieve inslag, ze zijn niet uit op ontwikkeling, maar op bewaren. Ooit begonnen als particuliere initiatieven voor prachtige kleine natuurgebieden, zijn het nu grote beheersinstanties geworden van steeds maar groeiende oppervlakten natuur. Meestal betaald door overheidsgeld, met nog een jaarlijkse onderhoudsbijdrage. Prachtige gebieden hebben we eraan overgehouden, waar veel moois blijft wat anders verloren zou gaan.
Het is duidelijk dat de overheid op vele terreinen moet bezuinigen. Ook natuurinstanties zullen daar niet aan ontkomen. Waarom zouden ze een uitzondering moeten zijn, waar alle mensen de bezuinigingen zullen merken? Het zogenaamd ”veiligstellen” van oppervlaktes natuur kan best een paar jaar wachten.
Het maken van een pas op de plaats zou tevens een goede gelegenheid bieden om weer eens goed naar eigen beheer te kijken. Als relatieve buitenstaander kijk je daar soms met verbazing naar. Wat is bijvoorbeeld de zin van het op vele plaatsen aanleggen van natte (moeras)gebieden? Bij het vroegere natuurbeheer lag de aandacht daar bijna niet. Nu doet schier elke instantie aan deze ‘moerasmode’.
Fiets je door het Deelerwoud, bij Arnhem, dan passeer je een prachtig heidegebied. Maar het is de laatste jaren helemaal vergrast, de heide heeft geen kans meer. Onderhoud door schapen is achterwege gebleven, want een kudde van een paar honderd schapen doet daar weinig. Een boswachter zei desgevraagd dat het beheer van een grote kudde te veel geld en mankracht zou kosten. Maar waarom kan een boer in Nieuw-Zeeland of Schotland met gemak duizenden schapen houden en een natuurinstantie slechts een kleine kudde met herder en hond en stok als stoffering van het landschap? Het antwoord laat zich raden: een dood schaap, ergens gevonden door een recreant, kunnen we niet hebben. Alsof dat geen natuur is.
Roofdieren
Dit jaar is de vermindering van het aantal weidevogels opvallend. Jarenlang hebben natuurinstanties de oorzaak daarvan eenzijdig gezocht bij de modernisering van de landbouw. Met alle reden overigens. Maar tegelijk werden daarmee eigen hobby’s zoals het beschermen van roofdieren uit de wind gehouden. Vossen, kraaien en eksters eisten hun tol. De laatste jaren gaan de ogen ervoor open, maar het zou wel eens te laat kunnen zijn. Een dier vertrekt uit een gebied waar het te lang gevaar loopt.
In het verleden zijn er grote ganzengebieden aangekocht, om rust en voedsel te bieden bij overwintering. Alras werd het beheer op meer doelen gericht: uitzonderlijke planten, weidevogels, landschap, waarbij bemesting achterwege moest blijven. Binnen enkele jaren waren daar geen ganzen meer. Die zaten bij de boeren te dineren. Vervolgens werden er gedooggebieden van goed bemest grasland voor de ganzen aangewezen, met een vergoeding voor de boer die zich verplicht tot bemesten en de schade voor lief moet nemen. Maar de ganzenreservaten zijn nooit teruggegeven. Het lijkt wel alsof bezit van zo veel mogelijk grond een doel op zichzelf is.
Nederland kent weinig echte natuur. Een aanzienlijk deel van ons land is op de zee gewonnen of drooggelegd. Uiterst vruchtbare grond voor de landbouwsector, die bovenaan staat in de nationale export en verdiensten op de betalingsbalans. Natuurgebieden aanleggen op minder vruchtbare gronden heeft uiteraard minder gevolgen dan op goede kleigronden. Zelfs dat gebeurt de laatste tijd steeds meer. Die vruchtbare grond inruilen voor bos heeft een averechts effect op de zuurstofproductie en de CO2-afname. Een hectare graan, bieten of gras levert een veelvoud aan zuurstof op ten opzicht van bomen.
Inteelt
Bezinning op het reilen en zeilen van natuurinstellingen is nuttig en dient de natuur. Wie controleert de effecten van die stroom gelden? En wordt het geld voor onderhoud daaraan ook besteed? Het is de taak van de Tweede Kamer hierop toe te zien. De zichtbare inteelt over en weer van bestuurders moet extra waakzaamheid oproepen. Je moet niet iedereen geloven op zijn blauwe ogen. Maar de Tweede Kamer vindt het vaak wel mooi, want wie is nu tegen natuur?
De bestemming natuur wordt voor elke hectare planologisch ook nog eens stevig verankerd. Een weg terug naar landbouwgrond is er niet. Vaak wordt landbouw als tegenstelling van natuur benoemd. Die stelling is zeker aanvechtbaar. De zucht naar verwerving van gronden lijkt ontembaar. Soms moet geld het middel zijn om ”nooit genoeg” te temperen. Mooie natuur, wees er zuinig op.
De auteur is oud-secretaris van de Christelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB) in Friesland.