Opmars VS in Noord-Irak verloopt traag
Terwijl Amerikaanse soldaten zich in het centrum van de Iraakse hoofdstad Bagdad bevinden en Zuid-Irak vrijwel geheel in handen is van de Amerikaans-Britse coalitiemacht, boeken de geallieerde troepen in Noord-Irak maar weinig vooruitgang. De belangrijkste steden zijn nog steeds onder controle van het Iraakse leger.
Na de Turkse weigering om Amerikaanse troepen vanuit Turkije Irak binnen te laten vallen, heeft het Pentagon onverwacht zijn toevlucht moeten nemen tot een noodscenario: een relatief kleine groep paratroepers in Noord-Irak droppen en die samen met de Koerden laten optrekken tegen het leger van Saddam.
Sinds de eerste 1200 parachutisten op 27 maart in Noord-Irak landden, zijn er waarschijnlijk nog enkele honderden militairen toegevoegd aan de noordelijke strijdmacht, maar die is ondanks de aanwezigheid van ongeveer 70.000 Koerdische strijders niet sterk genoeg om Saddams leger op te rollen, zoals in Zuid-Irak wel is gelukt.
De VS hebben de leiding over het offensief en moeten uiterst omzichtig te werk gaan. Turkije heeft gedreigd met een invasie van Noord-Irak als de Koerden daar een eigen staat uitroepen of de belangrijke olievelden rond de stad Kirkuk innemen. Volgens westerse waarnemers kan het Iraakse leger wel sneller worden teruggedreven, maar kiezen de Amerikanen uit voorzichtigheid voor een tragere aanpak. De VS gokken er mogelijk op dat het veroveren van steden als Kirkuk en Mosul niet meer nodig zal zijn als het regime van Saddam Hussein gevallen is.
Maandag hebben Amerikaanse vliegtuigen opnieuw bombardementen uitgevoerd op Iraakse posities in de buurt van deze steden, waar al dagenlang strijd wordt geleverd tussen het Iraakse leger en Koerdische strijders.
Britse troepen die de Zuid-Iraakse stad Basra zijn binnengetrokken, krijgen daar een „warm welkom van een grote menigte bewoners.” Dat heeft de Britse minister van Defensie, Geoff Hoon, maandag gezegd. De troepen krijgen volgens hem het vertrouwen van de inwoners van Basra.
Hoon bevestigde in het Lagerhuis dat de Amerikaanse troepen de controle over de belangrijkste in- en uitvalswegen van de Iraakse hoofdstad Bagdad hebben. Dat betekent evenwel niet dat het afgelopen is met het verzet van het regime. „Wij moeten geduld hebben. Ons wachten nog veel moeilijke en gevaarlijke opgaven.”
Op een opslagplaats bij de Iraakse stad Hindiyah zijn geen sporen gevonden van het dodelijke zenuwgas sarin. Na uitgebreid onderzoek van wapenexperts blijkt dat de verdachte stoffen landbouwbestrijdingsmiddelen zijn. Dat heeft een militaire woordvoerder van de 101e Airborne Division gemeld.
Bij Hindiyah, dat honderd kilometer ten zuiden van Bagdad ligt, stuitten Amerikaanse militairen op een gebouwencomplex. Ongeveer tien militairen die het complex bewaakten, kregen ziekteverschijnselen, waaronder duizeligheid, huidaandoeningen en braakneigingen. Die klachten kunnen worden veroorzaakt als mensen aan sarin worden blootgesteld.
Uit de eerste testen van de wapenexperts bleek dat er concentraties sarin waren gemeten. Een militaire woordvoerder van de Derde Infanteriedivisie meldde daarop dat hiermee mogelijk het bewijs voor chemische wapens in Irak was geleverd. Maar vervolgonderzoek heeft aangetoond dat het niet om sarin, maar om landbouwpesticiden gaat.