Op de bres voor bekeerlingen
Bij terugkeer naar hun vaderland vrezen ze in de gevangenis te belanden, te worden gemarteld of zelfs gedood. Ex-moslims die in Nederland christen zijn geworden, doen een dringend beroep op de overheid hen niet uit te zetten naar landen zoals Iran en Afghanistan. Honderden van hen leven tussen hoop en vrees.
Hij zat al bijna in het vliegtuig naar Afghanistan, toen het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vorige maand het sein op rood zette. De uitzetting van de Afghaanse bekeerling, die om veiligheidsredenen anoniem moet blijven, is daarmee voorlopig van de baan. Hij mag de inhoudelijke behandeling van zijn zaak door het Europees hof in Nederland afwachten, zo bepaalde de beroepsinstantie in een spoedprocedure.
De Afghaan is een van de circa twintig ex-moslims die advocaat mr. F. W. Verbaas op dit moment verdedigt. Ze komen voornamelijk uit Iran, een enkeling komt uit Afghanistan of Irak. De meesten wachten na een afwijzing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op een uitspraak van de rechter. Met de dossiers van twee uitgeprocedeerden wendde Verbaas zich tot het Europees hof.
De advocaat maakt het ook mee dat bekeerlingen wél een verblijfsvergunning krijgen. Dat gebeurt echter nooit alleen op grond van de gevaren die zij als afvalligen van de islam bij terugkeer hebben te vrezen, stelt hij vast. „Dat risico wordt altijd bekeken in combinatie met problemen die ze eerder al hadden in hun land.”
Voor asielzoekers uit Iran, Irak en Afghanistan zou het enkele feit dat ze vanwege afvalligheid van de islam in hun land op vervolging kunnen rekenen „voldoende reden” moeten zijn hun een verblijfsvergunning te verstrekken, meent Verbaas. „In deze landen kun je als ex-moslim niet zeggen dat je christen bent geworden en niet openlijk kerkdiensten bezoeken. Zwijgen is geen optie. Iedereen moet de vrijheid hebben om voor zijn geloof uit te komen.”
Bij de afwijzing van asielaanvragen spelen diverse factoren een rol. In sommige gevallen betwijfelt de IND of een moslim daadwerkelijk is overgegaan tot het christendom. Dit werd bijvoorbeeld aangevoerd in de zaak van de Afghaan die vorige maand uitgeprocedeerd raakte.
Van dergelijke tegenwerpingen is Verbaas niet altijd onder de indruk. „Aan de hand van een aantal vragen stelt de IND vast of iemand bekeerd is. Hij moet bijvoorbeeld de namen van de twaalf apostelen kunnen noemen. Die zou ik als domineeszoon ook niet eens allemaal weten.”
In het geval van de Afghaan voerde de IND ook aan dat de man niet kon zeggen wanneer hij bekeerd zou zijn tot het christendom. Verbaas: „Je kunt niet altijd precies een dag noemen. In veel gevallen, zoals ook bij deze Afghaan, is er sprake van een geleidelijk proces. Beslisambtenaren, die zelf niet altijd christen zijn, beseffen dat soms onvoldoende.”
Verbaas zelf neemt niet elk bekeringsverhaal zonder meer voor waar aan. „Ik ben niet naïef. Er zijn inderdaad gevallen waarbij je twijfels kunt hebben. Het lastige is dat er geen methode is om vast te stellen of iemand oprecht geloof. Alleen God kan in het hart kijken.”
Het probleem van mogelijke schijnbekeringen onderkent ook directeur J. van Tilborg van Inlia, een interkerkelijke organisatie die zich inzet voor (uitgeprocedeerde) asielzoekers. Onder hen zijn regelmatig ex-moslims. Op dit moment volgt de stichting zes bekeerlingen die nog in afwachting zijn van een definitieve uitspraak over hun zaak.
Zelden stuit Van Tilborg op een situatie waarin hij sterke aarzelingen heeft bij een bekeringsrelaas. „Ook voor ons is het van belang dat het verhaal oprecht is. In gesprekken merken we snel genoeg of iemand zich alleen uitgeeft voor christen of dat hij daadwerkelijk tot geloof in de Heere Jezus Christus is gekomen. Christen-zijn is meer dan het oplepelen van een aantal feiten. Het gaat om een levenshouding.”
Van Tilborg vindt het „logisch dat Justitie asielzoekers afwijst die alleen zeggen dat ze christen zijn geworden om zo toelating tot Nederland te krijgen.” Hij bespeurt bij de behandeling van zaken van ex-moslims echter vooral angst dat uiteindelijk te veel mensen op grond van een bekering als vluchteling zouden moeten worden toegelaten.
„Het is een ernstige zaak dat deze angst de leidraad is. Nederland heeft een lange traditie in het beschermen van mensen tegen geloofsvervolging. Daarin moeten we ruimhartig blijven. Dat Justitie soms bijna paranoïde reageert op bekeerlingen past niet bij onze geschiedenis.”
Voor Van Tilborg staat het vast dat terugkeer naar het land van herkomst voor ex-moslims gevaarlijk kan zijn. „Dat geldt voor alle islamitische landen, maar zeker voor Somalië, Iran, Afghanistan, Pakistan en Irak. Het is nodig om voortdurend de vinger aan de pols te houden en het ministerie van Justitie nadrukkelijk op de gevaren te wijzen.”
Bij de beslissingen over asielaanvragen spelen ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken vaak een belangrijke rol. Daaruit zou blijken dat bekeerlingen in diverse landen niet per definitie gevaar lopen om te worden vervolgd. Voorbeelden van mensen die vanwege afvalligheid om het leven zouden zijn gebracht, ontbreken veelal.
Van Tilborg toont zich uiterst kritisch over onder meer het begin dit jaar verschenen ambtsbericht over Iran. „Dat doet geen recht aan wat er in dat land speelt”, aldus de Inliadirecteur.
Advocaat Verbaas onderschrijft de kritiek. „Ik ken geen gevallen waarin bekeerlingen de doodstraf kregen, maar er is wel sprake van andere problemen. Ze worden door de politie aangehouden en belanden soms in de gevangenis. Daarbij wordt vaak een andere reden opgegeven dan hun bekering. Dat maakt het ingewikkeld. Intussen is wel duidelijk dat iedereen die in Iran in de gevangenis terechtkomt, het risico loopt te worden mishandeld of gefolterd. De situatie is echt heel ernstig.”
Wereldwijd zijn miljoenen mensen op de vlucht. Op Wereldvluchtelingendag, morgen, staan ze even in de schijnwerpers. Organisaties als ZOA-Vluchtelingenzorg en Stichting Gave roepen op tot gebed voor mensen die noodgedwongen huis en haard verlieten. Onder hen zijn moslims die ver van huis het Evangelie hoorden en zich lieten dopen. Door hun overgang naar het christendom stuiten ze op nieuwe vragen en problemen, bijvoorbeeld als ze naar hun land dreigen te worden teruggestuurd.
Dreigende uitzetting
Ex-moslims die in Nederland zijn overgegaan tot het christendom dreigen meer dan eens naar hun land te worden teruggestuurd. Drie zaken uitgelicht.
Mohammad Bouzarjomehri, afkomstig uit een „strengislamitische” familie in Iran en in Nederland tot het christendom overgegaan, is in oktober 2009 uitgeprocedeerd. Zijn advocaat, mr. P. Bogaers, maakt zijn zaak aanhangig bij het Europees hof. Naar aanleiding van berichtgeving in deze krant stelt SGP-Kamerlid Van der Staaij schriftelijke vragen aan staatssecretaris Albayrak van Justitie en minister Verhagen van Buitenlandse Zaken. De staatssecretaris antwoordt in december dat zij geen reden ziet om tot een andere beslissing te komen. Eind april bericht Justitie Bouzarjomehri alsnog dat hij een verblijfsvergunning krijgt. „Dit is een van de mooiste overwinningen die ik heb behaald”, aldus advocaat Bogaers. Van Justitie krijgt hij desgevraagd geen duidelijkheid over de motieven om tot een andere beslissing over het eerder afgewezen asielverzoek van zijn cliënt te komen.
Een ex-moslim uit Afghanistan die in Nederland christen is geworden, raakt in mei uitgeprocedeerd en dreigt vier dagen later te worden uitgezet. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vindt het bekeringsverhaal van de man ongeloofwaardig. Zijn advocaat, mr. F. W. Verbaas, bestrijdt dat. Hij vraagt het Europees hof de uitzetting te blokkeren en dient vervolgens bij deze instantie een klacht tegen de afwijzing in. Via een spoedprocedure bepaalt het hof dat de man de behandeling van de klacht in Nederland mag afwachten. De daadwerkelijke uitzetting wordt daarmee ternauwernood voorkomen. Inmiddels verblijft de Afghaan weer in een opvangcentrum.
De asielaanvraag van een Somalische bekeerling die met Pasen 2009 is gedoopt in een hervormd-gereformeerde gemeente, wordt in mei afgewezen. Hij zou volgens de IND bij terugkeer naar Somalië niet per definitie te vrezen hebben voor vervolging. De rechtbank neemt het standpunt nog dezelfde maand over. Stichting Gave spreekt van een „opmerkelijke uitspraak” die om een „krachtig protest” vraagt. De rechtbank zou zich hebben gebaseerd op „onvolledige en onjuiste” berichten betreffende de situatie van christenen in Somalië. Op dit moment is de Somaliër in afwachting van de behandeling van zijn zaak door de Raad van State.
„Soms houd ik bij uitzetting mijn hart vast”
SGP-fractievoorzitter Van der Staaij krijgt regelmatig alarmerende berichten te horen over bekeerde moslims die dreigen te worden teruggestuurd naar een islamitisch land. Hoe gaat hij met deze zaken om?
Al meer dan tien jaar volgt Van der Staaij de ontwikkelingen rond dreigende uitzettingen van ex-moslims nauwlettend. Meer dan eens sprong hij voor hen in de bres door, al dan niet samen met een collega van de ChristenUnie, schriftelijke vragen over hun situatie aan de betrokken bewindslieden te stellen.
„Ik wil graag opkomen voor het belang van asielzoekers, juist ook als het gaat om het bieden van veiligheid aan mensen die om hun geloof worden vervolgd. Tegelijk geldt dat ik vaak maar een deel van een dergelijke zaak hoor en ook in de gaten moet houden dat misbruik van asielprocedures wordt tegengegaan.”
Zo kan Van der Staaij zich voorstellen dat er vraagtekens worden geplaatst bij het verhaal van „een asielzoeker die drie keer is afgewezen en dan ineens christen wordt. Ik zeg niet dat dat per definitie niet klopt, maar het wordt wel lastig de geloofwaardigheid van zo’n verhaal hard te krijgen. Het is goed dat daarnaar een zeker onderzoek plaatsvindt. Dat moet uiteraard zorgvuldig gebeuren.”
Worden de risico’s van terugkeer van ex-moslims naar islamitische landen voldoende gewogen?
„Dat blijft altijd een discussiepunt. Neem Iran. Daar zou een wet zijn aangenomen die op afvalligheid van de islam de doodstraf stelt. Vervolgens ontstaat er een discussie over de vraag of die wet een werkelijke bedreiging voor bekeerlingen vormt of dat het meer een papieren maatregel is die niet wordt geëffectueerd. Het is in ieder geval van belang alert te blijven dat er niet een te rooskleurig beeld van de situatie wordt geschetst.”
Op grond van de zaken die de afgelopen jaren onder zijn aandacht zijn gebracht, noemt Van der Staaij het ook van belang erop toe te zien „dat niet van christenen wordt verlangd dat ze in het land van herkomst maar over hun geloof moeten zwijgen. We mogen hen niet dwingen tot hypocrisie. Op papier is dat goed geregeld, maar het blijft een zorgpunt.”
Advocaten en andere betrokkenen uiten meer dan eens kritiek op de ambtsberichten. Hoe betrouwbaar zijn die?
„Er is de laatste jaren veel aan gedaan om de kwaliteit van de ambtsberichten te verbeteren. Vooral bij specifieke bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld christenen in een land als Iran, moet je oppassen dat ze niet op grond van beperkte informatie een algemeen oordeel geven dat het wel meevalt.
Vaak blijkt het lastig de juiste motieven boven tafel te krijgen als er iets ernstigs met mensen is gebeurd. Soms zijn er sterke vermoedens dat hierbij hun godsdienst een rol speelt, terwijl er andere redenen worden opgegeven. Het is van belang dat organisaties die in dergelijke landen aan informatie kunnen komen, die ook naar voren brengen. Die kan dan worden meegenomen bij het opstellen van ambtsberichten.”
Hebben er uitzettingen van ex-moslims plaatsgehad die in uw ogen onverantwoord waren?
„Het is wel voorgekomen dat ik mijn hart vasthield. Achteraf hoor je dan dat iemand na terugkeer de nodige problemen heeft ondervonden, bijvoorbeeld dat hij is mishandeld. Het lastige is dat die verhalen vaak niet kunnen worden gecheckt. Daardoor kan ik er weinig mee.”
Kan het ontbreken van bewijzen voor ernstige problemen ook betekenen dat het in de praktijk meevalt met de risico’s die bekeerlingen bij terugkeer lopen?
„Dat zou een te gemakkelijke conclusie zijn. Ik weet niet of het in een land als Iran mogelijk is heldere verklaringen te krijgen over wat er echt met deze mensen gebeurt. Wel zou ik ervoor pleiten te blijven zoeken naar mogelijkheden om hen bij terugkeer beter te kunnen blijven volgen.”