Commentaar: Een klein stapje
De euthanasiepraktijk in Nederland staat in het buitenland bepaald niet goed aangeschreven. Media in andere landen schetsen nogal eens het beeld dat ernstig zieken en hoogbejaarden hier moeten vrezen voor hun leven. Artsen zouden naar willekeur pilletjes en prikjes met dodelijk gif uitdelen waardoor de patiënt overlijdt. Tegen zijn zin.
Christenen die hun leven willen laten normeren door de Bijbel, zijn er zonder meer van overtuigd dat de euthanasiewetging in ons land niet deugt. Zij wijzen de gedachte achter de wet af. De mens heeft naar hun overtuiging niet het zelfbeschikkingsrecht over zijn leven.
Die afkeuring van de euthanasiepraktijk betekent nog niet dat men mee moet werken aan het in stand houden van indianenverhalen. Het is een karikatuur te beweren dat artsen naar eigen goeddunken beslissen of een patiënt de finale spuit moet krijgen.
Essentieel in de wetgeving is immers dat bij euthanasie sprake moet zijn van een weloverwogen verzoek van de patiënt. Vervolgens bekijkt de dokter of de situatie van de patiënt voldoet aan de criteria voor euthanasie.
Die cruciale rol in de besluitvorming kan een patiënt echter niet spelen wanneer deze kort voor de uitvoering van het stervensverzoek getroffen wordt door bewustzijnverlies. Vuistregel was dan: als er sprake is van een diepe coma mag de euthanasie niet doorgaan; is de patiënt subcomateus en is er nog wel bewustzijn van pijn, dan mag de euthanasie wel doorgaan.
De artsen moesten zelf uitmaken in welke toestand de patiënt verkeerde. Toetsingscommissies konden hun handelwijze in deze situaties niet goed beoordelen. Als artsen maar een beetje konden aangeven of zij naar uiterlijk waarneembare kenmerken van lijden (grimassen, kreunen, benauwdheid, oogcontact) hadden gekeken, was het goed.
Het OM vond dat te vrijblijvend en vroeg daarom om een nieuwe richtlijn, die artsen verplicht een diep coma van een lichter coma te onderscheiden. Die richtlijn is er nu. Artsen zijn voortaan verplicht de diepte van de coma met een gevalideerd meetinstrument in kaart te brengen. Is de patiënt comateus, dan kan euthanasie niet meer, los van de wens van de patiënt. Dat is zeker een aanscherping. Diverse artsen wier handelwijze tot nu toe werd bestempeld als zorgvuldig riskeren met deze richtlijn strafrechtelijk vooronderzoek of een tuchtprocedure.
Wanneer een patiënt nog wel op pijnprikkels blijkt te reageren, dan is de keus aan de arts. De al bestaande mogelijkheid voor euthanasie in die gevallen blijft. Desondanks is ook in dit opzicht met de richtlijn een stapje voorwaarts gezet. Deze spreekt voor het eerst duidelijk uit dat artsen ook bij een lichter coma mogen afzien van uitvoering van de euthanasiewens. Dat geeft behandelaars houvast richting patiënten of hun familie die het vervullen van de stervenswens willen afdwingen. Ook dat is zeker geen verslechtering.
Er is veel aan te merken op de euthanasiepraktijk in Nederland. Maar hier is op aandringen van het openbaar ministerie een klein stapje in de goede richting gezet.