Olieramp in Golf van Mexico kwam niet onverwacht
De olieramp in de Golf van Mexico komt volgens prof. dr. ir. B. C. J. Zoeteman niet uit de lucht vallen. Het najagen van winst op de korte termijn zet het streven naar duurzaamheid bij oliemultinationals onder druk.
Sinds 20 april stroomt er aardolie uit de 1,5 kilometer diepe zeebodem van de Golf van Mexico in het maagdelijk blauwe zeewater. Aanleiding is een explosie, vermoedelijk veroorzaakt door het te haastig ontsluiten van een pas geboorde bron, in combinatie met door nalatigheid falende veiligheidsvoorzieningen en veronachtzaamde milieurisico’s. Het wordt de grootse olieramp in de geschiedenis, die de gevolgen van de ramp met de Exxon Valdez in 1989, waarbij 1900 kilometer kustlijn werd vervuild, vele malen in omvang dreigt te overtreffen.
Hoe kon het zo ver komen met BP, het op drie na grootste bedrijf in de wereld, dat in 2000 nog samen met Shell de toon aangaf op het gebied van duurzaamheid? Zowel bij Shell als BP waren er na 2000 ontwikkelingen die de aanvankelijke voorlopersrol op het gebied van duurzaamheid afzwakten.
Shell, BP en Exxon Mobile zijn drie oliegiganten die elkaar nauwgezet in de gaten houden en in zekere zin gijzelen. Met een ongeveer gelijke omzet (circa 400 miljard dollar in 2009) weet Exxon Mobile bijna tweemaal meer winst (11 procent) te maken dan Shell en BP (6 procent). Dat drijft deze twee bedrijven tot extra aandacht voor kostenbesparingen en tot interne economische prikkels die onbedoelde onduurzame acties bij medewerkers uitlokken.
Een voorbeeld hiervan is de nieuwe werkwijze met persoonlijke bonussen die ceo Cor Herkströter bij Shell invoerde, wat ertoe leidde dat werknemers de bewezen oliereserves te hoog inschatten. Er waren op deze schattingen geen adequate interne controles. In 2004 kwam dit aan het licht. Een derde van de voorraden moest als onbewezen worden geschrapt. Op de beurs werd Shell 12 miljard euro minder waard, bestuursvoorzitter Philip Watts moest opstappen en aan aandeelhouders moest 352 miljoen euro aan schade worden vergoed.
Bij BP ging het niet veel beter. Topman John Browne had zich in de jaren negentig ingezet om BP van een achtergebleven oliemaatschappij door een fusie met het Amerikaanse Amoco tot een grote wereldspeler te maken. Van 1997 tot zijn vertrek in 2007 zette hij zich als ceo in voor een groen imago van BP. Het bevorderen van duurzame energie stond voorop. Hij committeerde zich aan 10 procent CO2-reductie voor het gehele bedrijf in 2010.
Maar ook BP werd achtervolgd door de druk om winstgevender te zijn. Er werden catastrofale fouten gemaakt, door veronachtzaming van interne bedrijfsprocedures en overheidsregels. In 2005 vond er een explosie op de BP-raffinaderij in Texas plaats, waarbij 15 doden vielen en 180 gewonden. In dezelfde periode trad er grote milieuschade op door een lekkende pijpleiding in Alaska.
Het BP-personeel wist verder effectief druk uit te oefenen om lastige milieu-eisen –zoals het maken van een milieueffectrapport rond de boringen in de Golf van Mexico– te omzeilen. Op de plaats van het Macondodrama zullen ongetwijfeld nog verdere onzorgvuldigheden aan het licht gaan komen. De praktijk waarin de druk overheerst om steeds meer winst te maken, bleek op de werkvloer sterker dan de leer van veiligheid en duurzaamheid.
Een factor die hierbij een belangrijke rol ging spelen, was dat de westerse oliebedrijven hun vroegere monopolie op olie- en gasproductie in de wereld steeds meer uit handen moesten geven aan de OPEC-landen. In 2000 was hun aandeel nog maar 11 procent. Dat dwong ze om steeds scherper met de OPEC-landen te concurreren, die geen belang hebben bij het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen die hun olievoorraden overbodig maken.
Westerse oliemaatschappijen staan onder steeds grotere druk om hun kosten op een vergelijkbaar niveau te houden als de bedrijven in de OPEC-landen. Ondanks de miljardenwinsten richt het verbeten gevecht zich op nog betere financiële prestaties en een groter bezit aan voorraden. Duurzaamheid is op de werkvloer uit het bewustzijn gaan verdwijnen door de race tegen de tijd en de concurrentie.
Het veronachtzamen van de duurzaamheid loont op de korte termijn, maar op de lange termijn niet, al lijkt dat bij concurrent Exxon Mobile wel het geval. Maar daar kon wel eens de volgende milieuramp op de loer liggen nu de top van de olieproductie wordt bereikt en de winning op steeds riskantere manieren moet plaatsvinden. Daarom zullen overheden, ook al lijken oliemultinationals af en toe nog zo groen, de teugels strakker moeten aantrekken, voordat de volgende milieuramp plaatsvindt.
De auteur is hoogleraar duurzaamheidbeleid in internationaal perspectief aan de Universiteit van Tilburg. Dit artikel is overgenomen van mejudice.nl.