Er staat geschreven, er is geschied
Ik twijfel vaak aan de waarheid van het christelijk geloof. Hoe moet ik daarmee omgaan?
Er bestaan twee soorten twijfel als het gaat over het christelijke geloof: objectieve twijfel en subjectieve twijfel. In deze bijdrage zal het gaan over objectieve twijfel, dus niet over de twijfel of ik een waar geloof heb. Elke predikant krijgt van catechisanten wel eens de vraag: „Hoe weet ik zeker dat óns geloof het ware is?” Zij bedoelen: Er zijn meerdere wereldgodsdiensten die claimen de waarheid te bezitten. Zou het niet toevallig zijn als wij die hebben en anderen niet?
Ook seculiere mensen staan vaak sceptisch tegenover de waarheidsclaim van religies. Dit scepticisme is terug te zien in het gangbare taalgebruik, waarin vaak los-vast gesproken wordt over geloof. Een moslim of een christen stelt: „Dit mag niet van mijn geloof.” En iedereen begrijpt hem of haar. Men denkt: dit gelooft hij of zij nu eenmaal. Een ander hangt weer een ander geloof aan, dat is ieders goed recht. Voor het gevoel van de seculiere mens is het allemaal uit de lucht gegrepen, is geloof een oncontroleerbare waarheid, die je op zijn best moet respecteren. Deze manier van spreken heeft weer zijn weerslag op degenen die de kerk bezoeken en versterkt de vraag die tóch al leeft: is geloof niet een zuiver subjectieve aangelegenheid?
Op kerkelijk erf bestaan er veel misverstanden over deze vraag. Wat geeft een christen zekerheid? „De Bijbel”, zegt men. Stellig. Toch valt er meer te zeggen. Als Groen in zijn beroemde boek ”Ongeloof en Revolutie” vertelt waarin hij tegenover het schutsgevaarte van het moderne scepticisme zijn kracht vindt, noemt hij niet alleen de Schrift. Zijn lijfspreuk luidt: ”Er staat geschreven (de Schrift) én er is geschied (de historie)”, om er verklarend aan toe te voegen: In de Schrift wordt historische waarheid gevonden en de historie getuigt met de Schrift mee.
Het belang van de historie wordt meer dan eens onderschat. Daar zijn meerdere oorzaken voor. Er zijn christelijke kringen waarin nadruk gelegd wordt op het feit dat het ”historisch geloof” er wel toe doet, maar niet beslissend is. Alle aandacht gaat uit naar het al dan niet hebben van dit ”persoonlijk geloof”. Deze benadering kan de twijfel (ook de subjectieve twijfel) gemakkelijk meer voeden dan dat zij deze wegneemt. Door geringschattend te doen over de historie en door grote nadruk te leggen op het persoonlijke is het gevaar groot dat men de enkele mens isoleert van de grote verbanden.
Schriftkritiek
Met deze onderwaardering van de historie gaat men onbewust voorbij aan wat in de apostolische geloofsbelijdenis terug te vinden valt. Daarin is achtereenvolgens sprake van geloof in God de Schepper, in Christus, Die na Zijn sterven opstond en ten hemel voer en Die nu regeert, en in de Heilige Geest. Dan staat er: „Ik geloof een algemene kerk.” Pas daarna wordt gesproken over de vergeving van de zonden.
Het geloof hierin komt tot stand door de heilsdaden van God en door de kerk, die op haar beurt gegrond is in de geloofsbelijdenis van Petrus, die nadat hij Christus een tijdlang had meegemaakt als eerste zei: „U bent de Christus.” Op deze belijdenis, zei Christus, bouw Ik mijn gemeente. Het geloof van de gemeente rust op het getuigenis van de discipelen, die Hem (historisch) hebben meegemaakt en juist dit historische als een wonder ervoeren: Het Woord is vlees geworden en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien!
Het feit dat er weinig aandacht is voor de historiciteit van het getuigenis van de Schrift is ook in de hand gewerkt door de Schriftkritiek en het barthianisme. Hoe heeft de Bijbel onder vuur gelegen in vooral de negentiende en de twintigste eeuw! Daardoor zijn veel christenen angstig geworden als het gaat om het historisch onderzoek. Sommigen zagen een uitweg in de theologie van Barth: wat deed de Bijbelkritiek ertoe, het gaat alleen om het gesproken Woord, om de toezegging! Bewijzen kun je niets. Zo namen ze genoegen met alleen ”de prediking”.
Dit correspondeerde weer met delen uit de verschillende Nederlandse kerken, waar, zoals gezegd, de historie toch al niet hoog aangeschreven stond: het ging toch om het persoonlijk geloof? Beroep op de historie werd gaandeweg verdacht, het werd vermeden, om ruimte te maken voor ”geloof”.
Mijns inziens is dit een doodlopende weg. De Schrift is het getuigenis van een historische waarheid. Het getuigenis is verankerd in wat historisch plaatsvond. Zowel de Schrift als de historie geeft zekerheid, ook al omdat de historie meegetuigt met de Schrift. Wat Groen daarmee bedoelt, is eigenlijk heel eenvoudig: de historie laat (in het licht van de Schrift) soms iets zien van Gods daden. De historie bevestigt de Schrift.
Juist in de afgelopen tientallen jaren hebben tal van geleerden meer gevoel gekregen voor de historische achtergrond van de Bijbel. Ze ‘heersen’ niet meer over de Bijbeltekst, maar benaderen die veel eerbiediger dan het geval was. Predikanten kunnen daar hun voordeel mee doen.
Luther
Om terug te keren naar de catechisanten: Een voorbeeld kan illustreren hoe belangrijk kennis van de historie is. Als catechisanten met mij spreken over het christendom en andere wereldgodsdiensten, bijvoorbeeld de islam, stel ik hun soms een eenvoudige vraag: Wanneer leefde Mohammed? Meestal weten ze het antwoord niet. Ik vertel hun dan: zes eeuwen na Christus. Wat zegt Mohammed over Christus? Onder meer dat Hij niet gestorven is aan het kruis.
Dan vertel ik hun over de betrouwbaarheid van de evangeliën. Dat Markus waarschijnlijk de eerste evangelist is. Markus was bevriend met Petrus, die bij de kruisiging aanwezig was en de opgestane Heiland heeft gezien. Ik vertel hun van de andere evangelisten. Ik vertel hun van Flavius Josephus, een tijdgenoot van Paulus, die in zijn boeken over Jezus vertelt. Ik vertel hun over Romeinen uit de tijd van Paulus die over Jezus schrijven, om de historische betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament te onderstrepen.
Dan stel ik: Mohammed leefde zes eeuwen later en hij zegt in tegenstelling tot de ooggetuigen dat dit niet gebeurd is. Het zou hetzelfde zijn als wanneer ik nu na vijf à zes eeuwen ga beweren dat Luther niet in Worms voor de keizer is verschenen, maar dat iemand anders zijn plaats innam. Dan beginnen de catechisanten door te krijgen hoe belangrijk de historie is.
Dr. Klink, hervormd predikant te Hoornaar. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl