„Ik ben altijd een beetje een tobber geweest”
ZWIJNDRECHT – Leanne Braam (23) heeft oude dromen die ze wil waarmaken. Ooit. Ze wil in de psychiatrie gaan werken, of in de gehandicaptenzorg. „Maar nu nog niet. Ik heb de dips nog. Iedereen heeft dipjes, maar ik wat erger.”
Ze spreekt rustig, graaft naar herinneringen, zoekt manieren om uit te leggen waarom een baan moeilijk is voor haar. „Ik heb vroeger in een diep dal gezeten, maar ben er nu weer vér bovenuit.” Tussen toen en nu zit een lange weg.
„Ik ben altijd wel een beetje een tobber geweest”, zegt ze. Op haar 14e werd het „heel heftig.” Ze werd opgenomen vanwege psychiatrische problemen. Haar middelbareschoolopleiding maakte ze niet af.
Leanne was gisteren een van de bezoekers van het minisymposium ”Crisis of kans” in Zwijndrecht. Daarin stond centraal hoe mensen met een psychische beperking (toch) aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt, en tegen wat voor obstakels zij oplopen. Het symposium werd georganiseerd door arbeidstrainingscentrum De Doorgang van Eleos, en re-integratiebedrijf en jobcoachorganisatie AtWork.
Bij jongeren met een beperking moet niet worden gekeken naar wat ze niet kunnen, maar vooral naar wat ze wél kunnen, is een speerpunt van de overheid – alleen is de praktijk weerbarstig.
Leanne Braam weet dat. Op haar 18e belandde zij vanzelf in de Wajong (toen: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten); ze werd 100 procent arbeidsongeschikt verklaard. Op een zekere dag gaf ze aan zelf graag geld te gaan verdienen. Met werken.
Dat lukte amper: uitkeringsinstantie UWV (nu UWV WERKbedrijf) geloofde niet dat zij een betaalde baan aankon.
„Ik heb borderline”, zegt Leanne. „Dat is een breed begrip. Bij mij is het zo dat ik het moeilijk vind grenzen aan te geven en voor mijzelf op te komen, en dat ik dingen niet nuchter bekijk. Ik denk snel dat anderen het over mij hebben.” Haar ziekte leidde in het verleden tot psychoses en automutilatie, zelfbeschadiging.
Ze werkte een tijdje als vrijwilligster in een dierenasiel. „Als ik er ’s morgens heen fietste, durfde ik niet verder en keerde ik om. Ik zat dan zo slecht in mijn vel en was zo aan het knokken met mijzelf dat ik het niet zag zitten.”
En ze hoorde stemmen in haar hoofd. Ze gingen vooral tekeer als ze iets positiefs –en tegelijk confronterends– deed, zoals werken aan haar toekomst, of mensen ontmoeten. Ze kon zich lang niet voorstellen dat niet iedereen stemmen hoort.
Onder mensen zijn was een kwelling. „Leuk gevonden worden, vond ik zo belangrijk dat ik eraan onderdoor ging. Ik moest mijzelf voortdurend bewijzen.”
Leanne begon een opleiding helpende welzijn, en een schriftelijke cursus dierenverzorging bij de LOI. Met beide opleidingen stopte ze halverwege. „Voor de LOI-stage moest ik vanuit Hendrik-Ido-Ambacht naar Apeldoorn reizen. Daar zag ik niet doorheen.”
Anderhalf jaar geleden, toen Leanne graag richting een betaalde baan wilde, maakte ze kennis met een jobcoach van AtWork, Peter van der Linden. Het ging toen langzaam bergopwaarts. Van der Linden begeleidde haar met praktische zaken, zoals het zoeken naar een werkgever en sollicitaties, en ze praatten veel. „Als ik zeg: Ik moet weer eens overwerken, zegt hij: Is dat wel slim? Dat gaat dan over de grenzen die ik niet in de gaten houd.”
Leanne vond werk bij een dierenwinkel. Ze beheerde de zaak zelfstandig. Ze begeleidde stagiaires. „Ik had het daar supergoed naar mijn zin.”
Na de re-integratiestage die Leanne daar liep, kwam ze er in dienst. Maar toen het zo goed ging dat haar jobcoach ging praten over loonsverhoging, liep het fout. De betreffende werkgever leek de regelingen die het aantrekkelijk maken om Wajongers in dienst te nemen –loonkostensubsidie, loondispensatie– vooral interessant te vinden, maar wilde zelf zo weinig mogelijk uitgeven.
Jongeren zelf stuiten –als ze werken naast een uitkering– op een typische constructie, vertellen Leanne en haar jobcoach. Leanne: „Ik werk nu zestien uur per week. Dan zit je redelijk goed. Al zou ik een paar uur extra werken, dan kom ik al bar slecht uit. Met 28 werkuren verdien ik minder dan wanneer ik 16 uur werk.”
Dat laatste is niet zo motiverend, maar ze is wel „heel erg opgeknapt” van werken. Wat ze lotgenoten zou willen meegeven? „Leer jezelf accepteren, én aanvaard hulp van anderen. Wat mij ook heeft geholpen, is dit. Als ik heel depressief was en zelfmoord wilde plegen, dan zei ik toch tegen mijzelf: Als ik geen doel had op deze aarde, had God mij al weggenomen. Het is lastig om het doel te zien, maar dat komt wel. Het is er.”
Een zwak voor het kapotte
Jobcoach Peter van der Linden heeft bij AtWork ruim twintig mensen onder zijn hoede. Hij helpt hen werk te vinden – of te houden.
Zelf heeft hij een kleurrijke carrière achter de rug. „Ik heb op de vaart gezeten, en daarna op een vrachtwagen. In die tijd kwam ik tot geloof. Ik werd evangelist op houseparty’s. Ik heb altijd een zwak gehad voor het kapotte. Mijn belangrijkste reden is om als het ware de heggen en de steggen in te gaan en mensen te vinden die veronachtzaamd worden.”
Hij koos, na een periode van omscholing en verdieping in psychische problematiek, voor het vak van jobcoach. Hij ziet het vak als een roeping.
Van der Linden begeleidt personen die problemen hebben met functioneren op het werk vanwege bijvoorbeeld autisme, ADHD, psychoses, schizofrenie, borderline.
Hij zoekt naar hun sterke kanten en beveelt die vervolgens warm aan bij een werkgever bij wie zijn cliënten passen.
„Werkgevers –en zeker christelijke ondernemers– wil ik oproepen om bewogen te zijn met hun medemens, en zo nodig in hen te investeren. Hun productiviteit is in geld misschien minder dan die van anderen, maar zien dat zij gelukkig worden van werken is meer waard dan geld en eer.”
In zijn pleidooi voert hij verder aan dat werknemers met een beperking vaak zeer gemotiveerd zijn, dat er loonkostensubsidies mogelijk zijn en dat ook de werkgever kan rekenen op ondersteuning van de jobcoach.