Kerk & religie

Gevangenis-imam niet langer verdacht

TILBURG – Een gevangenis-imam is geen islamitische gevangenispredikant. Wat hij dan wel is, blijkt voor moslims in een westerse context nog moeilijk te omschrijven. Maar het begin is er nu.

Kerkredactie
10 June 2010 11:06Gewijzigd op 14 November 2020 10:52
DR. AJOUAOU. Foto Bert Jansen
DR. AJOUAOU. Foto Bert Jansen

„Pionierswerk”, „een uiterst relevante bijdrage”, „een belangrijk moment in de geschiedenis van de islam in Nederland”: de lovende woorden waren niet van de lucht, bij de promotie van dr. M. Ajouaou gisteren aan de Universiteit van Tilburg. Het hoofd islamitische geestelijke verzorging bij de Dienst Justitiële Inrichtingen schreef een proefschrift over ”Imam achter tralies. Casestudie naar islamitisch geestelijke verzorging in Nederlandse penitentiaire inrichtingen met bouwstenen voor een beroepsprofiel.” Zijn promotor was prof. dr. H. L. Beck, hoogleraar godsdienstwetenschap, in het bijzonder van de islam.

Met zijn onderzoek heeft dr. Ajouaou voor het eerst beschreven hoe de geestelijke verzorging van moslimgevangenen eruitziet, zo lichtte zijn tweede promotor, prof. dr. A. J. Baart, in een zogenaamde laudatio (lofrede) toe. Daarmee heeft hij volgens hem bovendien aanzetten gegeven voor het ontwikkelen van een vakgebied islamitische praktische theologie, dat tot nu toe niet bestaat. Het christendom kent die discipline al veel langer.

Onbegrip

In Nederland bestaaan ruim vijftig islamitische zielzorgers, onder wie ook vrouwen. Voor zijn onderzoek nam dr. Ajouaou bij een aantal van hen en bij moslimgevangenen diepte-interviews af. De aanleiding voor zijn onderzoek was onder andere een „groeiend onbegrip” ten aanzien van het werk van de islamitische geestelijke verzorger, zo zei dr. Ajouaou. „Er was geen inzicht in wat imams in de gevangenis deden. Ook bestond er geen duidelijke theologische onderbouwing van het werk. Die situatie was onwenselijk, want het zette de deur open voor speculaties en vragen bij hun vakbekwaamheid.”

Een belangrijk verschil met de moskee-imam is dat de gevangenis-imam meer individueel werkt en daardoor gedwongen wordt de islam „intensiever te doordenken”, zo blijkt uit het onderzoek van dr. Ajouaou. „In de moskee is meestal sprake van collectieve geloofsoverdracht, waarbij de imam weinig persoonlijk contact heeft. In de gevangenis moet de imam het geloof echter actief verbinden met het individuele levensverhaal. Dat vraag veel meer theologisch inzicht van hem.”

Een andere uitkomst is dat het gezag van een islamitisch geestelijk verzorger voor gedetineerden minder vanzelfsprekend is dan dat van een moskee-imam. Hij mag bijvoorbeeld ook niet de gebeden van de vrijdagse dienst doen. Dr. Ajouaou stelt daar tegenover dat de „basislegitimatie” is, dat een gevangenis-imam zijn imamschap „meeneemt” in de gevangenis.

Positie

In de kritiekronde kwam naar voren dat het binnen de islam lastig is om de positie van de imam tegenover de overheid duidelijk te maken en daarmee ook om samen te werken met christelijke en humanistische geestelijke verzorgers. Dr. Ajouaou: „Er bestaat in de islam weerstand om een imam een „geestelijke” te noemen. De islam kent geen scheiding van kerk en staat. Volgens de imams veronderstelt de term „geestelijke” die scheiding echter juist.”

In zijn dissertatie snijdt dr. Ajouaou ook de status van de moskee-imams aan. Hun positie is volgens hem vrijwel onbedreigd, doordat er maar zo weinig zijn. Prof. J. B. M. Wissink van de Faculteit Katholieke Theologie vroeg of hij niet verwachtte dat imams toch te maken gaan krijgen met een gezagscrisis, waardoor ze tot een meer „Europese vormgeving” van de islam zullen moeten komen. Dr. Ajouaou: „De gevangenisimam staat onder méér druk om te bewegen. Maar dat betekent inderdaad niet dat moskee-imams alleen maar in een comfortpositie zitten.”

Volgens prof. A. Baart is met de studie van dr. Ajouaou aangetoond, dat er „geen spoor van bewijs” is voor de verdachtmaking dat islamitische geestelijke verzorgers in de gevangenis „fanatieke praatjes” houden. „Deze imams achter tralies zijn juist in een geleidelijke overgang naar een moderne vorm van geestelijke verzorging. Daarin moeten ze gesteund worden en daarvoor legt deze studie het fundament.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer