Koe veroorzaakt brand in bedehuis
De vijftigste stelling van Luther luidt: „Men moet de christenen leren dat de paus, als hij wist hoe de aflaatpredikers het geld bij elkaar brengen, liever had dat de basiliek van Sint-Pieter in vlammen opging, dan dat hij gebouwd werd met het vel en het vlees van zijn schapen.” De reformator was iets te positief gestemd over paus Leo X, die van 1513 tot 1521 op het kerkelijk pluche zat.
De Sint-Pieter in Rome heeft nooit vlam gevat. Dat is bij heel veel kerken wel anders geweest. Ik doe maar een greep.
Toen Piet Hein in september 1624 een belangrijke overwinning in Brazilië had behaald, was de vreugde in Sommelsdijk groot. De bevolking versierde de kerk en haar toren met pekkransen, die fungeerden als vreugdevuur. Het vlammige spektakel liep danig uit de hand: de kerk brandde helemaal af.
Heel tragisch was de afloop van de brand in de gereformeerde Koningskerk aan de Kloppersingel te Haarlem, op zondagavond 23 maart 2003. Deze kerk wordt gezien als een van de mooiste werken van architect Boeyinga, een vertegenwoordiger van de Amsterdamse School. Het gebouw was voorzien van sculpturen van Calvijn, Luther, Kuyper en Bavinck. Toen enkele vrijwillige brandweerlieden hun slangen aan het koppelen waren, viel een van de kerkmuren om. Ze vonden de dood onder het puin.
Op 8 oktober 1871 liep ergens in een stal te Chicago een koe een olielamp omver. Het hooi en de houten wanden vatten vlam en de brand breidde zich uit tot de hele stad, waardoor 300 mensen omkwamen en maar liefst 100.000 mensen dakloos werden. Bij die brand werd ook Farwell Hall, de kerk van D. L. Moody, in de as gelegd. De evangelist wist zichzelf met vrouw, twee kinderen, kleding en een kinderwagen uit de vlammenzee te redden.
Een dag ervoor had Moody er nog gesproken over Mattheüs 27:22: „Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus?” Het was een voorlaatste zondagavondlezing uit een serie van zes over de persoon en het werk van de Heere Jezus. Aan het eind van de lezing riep hij de hoorders op de komende week over de stof na te denken en zich te bezinnen op de vraag: „Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus.”
Na die brand beschuldigde hij zichzelf ervan dat hij de mensenmenigte een week de tijd had gegeven om zich op de vraag te bezinnen. Hij noemde dat later een van de ergste verzoekingen van satan. Moody schreef: „Ik heb vele malen God om vergeving gevraagd dat ik die avond mensen naar huis gezonden heb en gezegd heb dat zij een week de tijd hadden om na te denken. En wanneer God mij het leven spaart, zal ik dat nooit meer doen.”
H. G. van Beusekom schrijft in zijn levensbeschrijving van de Amerikaanse opwekkingsprediker: „Sedert de grote brand van Chicago heeft Moody nooit meer aan iemand bedenktijd gegeven om zijn houding tegenover Jezus te bepalen. „Kies u heden, wie gij dienen wilt.” Morgen hebt gij misschien de gelegenheid niet meer.”