Evenals alle delen van het lichaam moeten ook de krachten van de ziel vernieuwd worden. Zo ook het verstand, dat in de oude mens -hoe kundig dat deze ook in veel dingen mag zijn- toch blind is in hemelse zaken. Hij kan nooit zonder wedergeboorte tot de zaligmakende kennis geraken. Dit verstand moet in de nieuwe mens begiftigd worden met heilige, zaligmakende verborgenheden, die het Koninkrijk van God betreffen.De wil, die in de oude mens naar niets dan geringe en ijdele dingen staat en die in wegen van godzaligheid dwars en verkeerd is, moet in de nieuwe mens luisteren naar en buigen onder de genade van God. Die werkt alleen God in ons, beide het willen en het werken.

Het geheugen, dat in de oude mens vergeetachtig is in de dingen van God, moet in de nieuwe mens geheiligd worden tot goede werken en moet zonder leugen en bedrog tot God uitgaan.

Het geweten, dat in de oude mens slaapt en sluimert, moet in de nieuwe mens stil en gerust zijn en niet slapen noch sluimeren. Zij moet op een vriendelijke wijze de zondaar voor God slepen, om zijn schuld te bekennen en daarover vergeving te vragen.

De hartstochten, die in de oude mens vleselijk en ongeregeld zijn, moeten in de nieuwe mens op een andere weg gericht worden. Maria Magdalena was een onkuise vrouw, maar de Heere heeft die zondige lusten op een andere weg gebracht.

Isaac Ambrosius, predikant te Preston (De eerste, middelste en laatste dingen, 1660)