Kerkstrijd in een Texels dorp
”De sprekende slang” van Nico Dros is volgens de auteur een boek over „bijbeldrift.” Wat is dat eigenlijk? In woordenboeken staat het niet, en zoek ik op internet, dan verwijst dat alleen naar ”De sprekende slang”.
Nico Dros is kennelijk de eerste en tot nu toe enige gebruiker van dat woord. Hij legt het in zijn verhaal echter nergens uit. Het dichtst in de buurt komt de reclametekst op de achterkant. Daar heet ”De sprekende slang” „een levendig boek over bijbeldrift, geloofsijver en andere calvinistische hartstochten.” Dat is het dus: een calvinistische hartstocht. Is dat goed of slecht? Ik durf het niet te beslissen. Laten we het boek er maar eens op doornemen.
”De sprekende slang” gaat over het conflict dat zich in 1926 heeft afgespeeld in de Gereformeerde Kerken. Dat handelde over het derde hoofdstuk van Genesis. Had de slang werkelijk tot Eva gesproken? Een klein aantal predikanten wilde die vraag niet zonder meer bevestigend beantwoorden. Een van hen heette J. J. Buskes, en zijn standplaats was het Texelse vissersdorp Oosterend. Hoe die kerkstrijd daar verlopen is, vormt het onderwerp van ”De sprekende slang”.
Oosterend is niet groot. Valt daar zo veel over te vertellen? Eigenlijk niet, maar Dros blijft niet steeds op Texel, hij laat zijn blik over heel Nederland gaan. En hij haalt de zaken ver op. Hij begint bij de Reformatie. Zo kan het gebeuren dat we al op de helft van het boek zijn, voordat Buskes ten tonele verschijnt. Aan die lange en breed ontplooide voorgeschiedenis moeten we maar niet te veel aandacht besteden. Dros bevindt zich hier overduidelijk op vreemd terrein, en hij vertrouwt elk boek dat in zijn kast staat. Ze zijn ook van uitstekende kwaliteit: Geyls ”Nederlandse stam”, Busken Huets ”Land van Rembrandt”, Fruins ”Tien jaren”. Maar ze zijn verschenen in 1930, 1883 en 1857. Sindsdien heeft het onderzoek toch niet helemaal stilgestaan.
Als we eenmaal de negentiende eeuw hebben bereikt, concentreert het verhaal zich sterker op Oosterend. Dat komt de kwaliteit ten goede. Maar je blijft merken dat Dros geen geroutineerd kerkganger is. Hij toont zich een geïnteresseerde, niet-onwelwillende toeschouwer, die de zaken niet van binnenuit kent. Zo komt het nu en dan tot wonderlijke bespiegelingen, zoals deze over de zondeval: „Wanneer men de calvinistische leer logisch en consequent doortrok, en men Adam iedere vrije wil ontzegde, dan was het weliswaar de eerste mens geweest, die de erfzonde had bedreven, maar dan wel als willoos werktuig van een Almachtige God.” De lezers van deze krant hoef ik niet uit te leggen dat dit theologie van de koude grond is.
De kern van het boek is de beschrijving van het conflict van 1926. Dros heeft zich gebaseerd op gesprekken –ruim 25 jaar geleden gevoerd– met Oosterenders die zelf die kerkstrijd beleefd hebben. Dat is het interessantste deel van het verhaal, maar het is niet nieuw. Dros schreef er eerder een artikel over, en voor meer dan een artikel leent de stof zich ook niet.
Toch is het een boek geworden, natuurlijk niet per ongeluk. Ik denk dat de ondertitel de bedoeling het beste weergeeft: „Een kleine geschiedenis van laaglands fundamentalisme”. Daarom verlaten we zo dikwijls Texel en moeten we helemaal terug tot de zestiende eeuw. Het gaat om het verschijnsel ”fundamentalisme” in heel Nederland door de eeuwen heen, en dat wordt geïllustreerd en inzichtelijk gemaakt met het exempel van Oosterend. Dros richt zich tot lezers voor wie dergelijke zaken vreemd zijn, en die toch kort geïnformeerd willen worden over dat merkwaardige fenomeen.
Die doelgroep heeft hij inderdaad bereikt. Het boek is waarderend besproken in de grote kranten: hier wordt het nu eens allemaal rustig uitgelegd, en geplaatst in historisch perspectief.
Dat betekent tegelijk dat het nauwelijks bestemd kan zijn voor hen die zich thuis voelen bij het geloof dat door buitenstaanders fundamentalisme wordt genoemd. Die weten zelf wel wat ze geloven, en voor de geschiedenis van het orthodox-gereformeerde protestantisme kunnen ze er beter andere boeken op naslaan. Het is meer een boek voor seculiere Nederlanders. Die worden door Dros redelijk objectief voorgelicht, afstandelijk weliswaar, doch zonder vijandschap of spot. Zijn voorkeuren blijven overigens niet verborgen. De Protestantse Kerk in Nederland op Texel „is pluriform, heterodox en verdraagzaam. De calvinistische leer van uitverkiezing lijkt nog slechts een monstrum uit het verleden. Dit protestantisme biedt ruimte aan de mens, er waait een frisse remonstrantse geest.”
Dat is duidelijk genoeg, en dan ga je zo langzamerhand ook wel aanvoelen dat „bijbeldrift” geen positief woord is. Bijbeldriftige mensen doen misschien niet veel kwaad, maar ze gedragen zich toch anders dan de normale Nederlander. Zij die deze mening delen, kunnen dit boek met plezier en interesse lezen. Maar het geeft geen goede voorlichting over de kerkgeschiedenis.
De sprekende slang. Een kleine geschiedenis van laaglands fundamentalisme, Nico Dros; uitg. G.A. van Oorschot, Amsterdam 2010; 178 blz.; € 15,-.