Het geval-Beens
Aanvankelijk was de gereformeerde gezindte niet zo voor bandopnames. Ds. E. du Marchie van Voorthuysen zei: „Vis en groente, blik dat in. Maar niet Gods Woord.” Hij was niet de enige. Trouwens, ook de kerktelefoon kon overal niet op een positief onthaal rekenen. Ooit zei een oude vrouw die ook niet aan bandjes en kerktelefoon wilde tegen me: „Ze komen maar een preek bij me lezen.”
Ik kan me in zekere zin wel iets voorstellen bij de moeite rondom bandopnames. Zelf heb ik nogal moeite met de gebeden op de band, zeker als er voorbeden gedaan worden voor hen die er al lang niet meer zijn. Overigens laat ik het graag over aan ieders vrijheid.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond ds. E. J. Beens in de hervormde gemeente van Hedel. Er werden daar toen nog geen bandopnames gemaakt. Achteraf bezien was dat wel jammer. Het zou zijn gevangenschap in Amersfoort wellicht hebben voorkomen. Ds. Beens moest zich bij de Sicherheitsdienst melden bij overste Panhuys omdat hij in een preek gezegd zou hebben dat Duitsers gif in het brood hadden gemengd. Een gemeentelid dat niet toerekeningsvatbaar was, had dit doorgebriefd.
Ds. Beens kon zich niet heugen dergelijke onzin gesproken te hebben. Na wat heen en weer gepraat op het bureau te ’s-Hertogenbosch, kreeg hij de zaak helder. Hij had bij de laatste avondmaalsviering iets aangehaald uit het zondagsblad De Standaard, een tijdschrift dat niet op de Duitse index stond. Hij had toen verteld dat in de tijd van de Duitse dichter Johann Gottfried von Herder, die anderhalf eeuw eerder leefde, iemand gif in de avondmaalswijn had gedaan. Dit had niets te maken met anti-Duitse gezindheid.
Bijna was ds. Beens weer buiten geweest, ware het niet dat hij daarna kritiek uitte op een Duitse soldaat, die een collega van Beens een klap in zijn gezicht had gegeven omdat deze oranje droeg op Koninginnedag. Herr Panhuys, die hem verhoorde, antwoordde dat hij geen achting had voor de koningin – die naar zijn zeggen met een zak met goud naar Londen was gevlucht. Dat viel verkeerd bij de predikant. Hij verzocht Panhuys de vorstin niet zo te beledigen. Ds. Beens schreef later: „Toen barstte de bom en berstte zijn hart.” Panhuys snauwde hem toe: „Weet je wel wie je overheid is?” „Jawel, Wilhelmina van Oranje-Nassau!” was het kloeke antwoord. Daarop werd hij gevangengenomen met de opmerking dat hij dan zou kunnen nadenken over wie zijn overheid was. Ds. Beens: „Meine Obrigkeit ist Gott im Himmel und Jesus Christus.”
Uiteindelijk kwam hij in Kamp Amersfoort terecht. Daar las de predikant met de gevangenen uit de Bijbel en hield hij avondsluitingen. Een ruwe commandant siste hem eens toe: „Wij zullen het Nederlandse volk wel opvoeden. Dat hoef jij niet te doen.” Hij wilde ds. Beens een kaakslag geven, maar deed dat uiteindelijk toch niet. Wel moest de predikant zijn Bijbel inleveren. Later kreeg hij die stiekem terug. En ook zijn vrijheid.