Rumsfeld verwerpt kritiek op beleid
Voor de tweede achtereenvolgende dag verscheen de Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, dinsdag voor de pers in Washington om zich te verdedigen tegen kritiek op zijn strategie voor de invasie in Irak. Er is volgens de bewindsman geen sprake van miscalculaties of vertragingen. „De oorlog is goed begonnen, maar het is pas een begin”, aldus Rumsfeld.
Rumsfeld werd bijgestaan door de voorzitter van de verenigde chefs van staven, generaal Richard Myers. Deze wees kritiek van sommige militaire commandanten in Irak van de hand dat het offensief te vroeg was begonnen met te weinig slagkracht en met te veel nadruk op luchtbombardementen. Deze kritiek is „volstrekt onjuist”, aldus generaal Myers, die in ongewoon hartstochtelijke bewoordingen benadrukte dat de strategie voor Irak de steun had van de verenigde chefs van staven.
Gewoonlijk schiet Myers zijn hoogste chef alleen te hulp als het bij persconferenties om militair-technische details gaat. Zijn fervente verdediging van Rumsfeld was dinsdag zo ongebruikelijk dat sommige verslaggevers later aan Witte-Huiswoordvoerder Ari Fleischer vroegen of president Bush generaal Myers had gevraagd Rumsfeld in het openbaar te steunen. „Geen idee”, aldus Fleischer, die op zijn beurt benadrukte dat de president een „rotsvast vertrouwen” heeft in zijn minister van Defensie.
Sommige commandanten in Irak hebben Rumsfeld vergeleken met diens voorganger Robert McNamara, die indertijd tijdens de Vietnamoorlog volgens hen onvoldoende oog had voor de militaire en politieke consequenties van sommige besluiten. De scherpste kritiek kwam van luitenant-generaal William Wallace. Die verklaarde tegenover The Washington Post dat „de oorlog die wij hier voeren niet de oorlog is die wij binnen het Pentagon hebben voorbereid.”
Wallace is onder opperbevelhebber generaal Tommy Franks verantwoordelijk voor alle landstrijdkrachten die aan de strijd in Irak deelnemen. Zijn commentaar zou bijzonder slecht gevallen zijn bij president Bush en bij minister Rumsfeld. Politiek-militair analist Michael O’Hanlon van het Brookings Research Institution in Washington wijst erop dat de discussie over Rumsfelds strategie niet alleen de oorlog in Irak betreft. „Donald Rumsfeld streeft sinds zijn aantreden twee jaar geleden naar een snel, mobiel en hoogtechnologisch ’digitaal’ leger dat intensief gebruikmaakt moderne informatietechnieken”, aldus O’Hanlon.
Dit mobiele leger zou overal ter wereld makkelijk inzetbaar zijn en in beginsel goedkoper kunnen opereren dan grote legers, die trager te verplaatsen zijn. Rumsfeld nam deze visie voor een groot deel over van generaal Eric Shinseki, stafchef van de landmacht. Bij de besprekingen over de nieuwe strategie voor het Pentagon en later over de naderende invasie van Irak verwaarloosde Rumsfeld volgens Shinseki en een aantal topgeneraals echter het belang van een beduidende slagkracht op het strijdtoneel zelf.
O’Hanlon: „Shinseki en tal van topmilitairen steunen de oriëntatie op een snellere, mobielere strijdmacht, maar zij wijzen erop dat er altijd voldoende troepen nodig zullen blijven om de successen veilig te stellen die men met luchtbombardementen en met kruisraketten kan boeken. „Met een kruisraket kun je geen land bezetten” luidt hun motto. Shinseki zei kort voor de invasie in Irak tegenover de defensiecommissie van de Senaat dan men in Irak „meerdere honderdduizenden” aan troepen nodig zou hebben. Dat kost veel geld en Rumsfeld denkt dat het met minder kan als men zijn nieuwe, digitale strategie maar volgt. Dat is eigenlijk de kern van de discussie tussen de politieke en de militaire top van het Pentagon waar pers, media en tal van politici nu bovenop springen”, aldus O’Hanlon.