Gekrookt en denkend riet
Het Gekrookte Riet is een bevindelijk-gereformeerde geloofsstroming, lees ik op Wikipedia, en een voormalig tijdschrift dat die stroming vertegenwoordigde. De bekendheid van deze term heeft zeker te maken met de reeks van 144 preken die ds. Bernardus Smijtegelt (1665–1739) hield over Mattheüs 12:20-21. Deze teksten luiden: „Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning. En in Zijn Naam zullen de heidenen hopen.” Smijtegelt gebruikte de term om het kleine, kwetsbare geloofsleven mee aan te duiden. Dat wilde hij opbeuren en de oprechte gelovigen een hart onder de riem steken.
Het beeld van een riet heeft in de geschiedenis meer mensen aangesproken. In de zeventiende eeuw noemt de Franse denker Blaise Pascal de mens niet een gekrookt, maar een „denkend riet.” Met die uitdrukking doelt Pascal op de dubbele positie van de mens: het zwakste in de natuur, maar tegelijk in staat om te denken, en daarin ligt zijn grootheid.„Om hem te verpletteren hoeft niet het hele universum naar de wapens te grijpen: wat damp of een waterdruppel is voldoende om hem te doden”, aldus de beroemde natuurkundige. „Maar al zou het hele universum hem verpletteren, dan zou hij nog altijd edeler zijn dan wat hem doodt, omdat hij weet dat hij sterft en dat het heelal hem de baas is. Het heelal weet niets daarvan. Onze hele waardigheid ligt dus in het denken.”
De tweeheid van de mens –zijn grootheid en ellende– is een diepe paradox van het bestaan. Beide zijn niet met elkaar in overeenstemming te brengen. De Amerikaanse christenfilosoof Peter Kreeft heeft Pascal daarom terecht geschaard onder de „paradoxalisten.” Tot deze geestelijke familie behoren ook de apostel Paulus, Augustinus, Kierkegaard en Dostojevski, allen christendenkers die „met twee open ogen naar de mens kijken.” Dat is, aldus Kreeft in zijn ”Christianity for Modern Pagans: Pascal’s Pensees” (1993) „huiveringwekkend en fascinerend, als de rit in een achtbaan. Het levert een intens gevoel van diepte op, een derde dimensie, net als twee fysieke ogen doen. In vergelijking daarmee zijn de meeste filosofen plat en eendimensionaal, omdat ze één oog bedekken. Het zijn optimisten of pessimisten, rationalisten of empiristen, spiritualisten of materialisten.”
De dubbelzinnigheid van de paradoxalisten is een belangrijk gegeven voor apologeten. Zij hebben namelijk niet altijd de verleiding kunnen weerstaan om het christelijk geloof met puur rationele middelen te verdedigen. In feite is dat heel modern. Van paradoxalisten als Pascal kan geleerd worden dat het geloof niet redelijk is, en ook niet rationeel afgetimmerd kan worden. Het zit vol tegenstrijdigheden en zaken die logisch niet op één lijn zijn te krijgen. „Wat zich aan het innerlijk voordoet is nooit eenduidig en het innerlijk benadert geen enkel onderwerp ondubbelzinnig. Zo komt het dat we om dezelfde zaak huilen en lachen”, aldus Pascal.
Kreeft geeft als commentaar: „Om deze reden is het leven noch een tragedie, noch een komedie, maar een tragikomedie. Als we niet zowel lachen als huilen om het leven begrijpen we het niet.” (…) „Mensen zijn nooit eenvoudig. Zij zijn goed én kwaad, gelukkig en ellendig. We zijn eveneens vlees en geest.”
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vroeg een radioverslaggever aan de bekende apologeet C. S. Lewis wat hij zou denken als de Duitsers een atoombom zouden hebben, er een op Engeland gooiden en hij hem precies boven zich zou zien vallen. „Wat zou uw laatste gedachte zijn?” Lewis antwoordde dat hij omhoog zou kijken naar de bom, zijn tong ernaar uitsteken en zeggen: „Puh! Jij bent maar een bom. Ik een onsterfelijke ziel.”
Een ongepaste mop – of juist een gevoel voor het tragikomische? Ik ben benieuwd wat Smijtegelt, als hij toen had geleefd, zou hebben geantwoord op de vraag.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl