Rilling door het land
„Er is de laatste tijd een (…) rilling door het land gegaan, veroorzaakt door een boek.” Woorden uit 1860, nu 150 jaar geleden, uitgesproken door toenmalig Tweede Kamerlid W. R. van Hoëvell. Hij doelde op de toen net verschenen roman ”Max Havelaar” van Multatuli.
Volgens Van Hoëvell was er door dat boek van Multatuli –pseudoniem van Eduard Douwes Dekker– „grote ongerustheid, ja ik durf zeggen verontwaardiging, in veler gemoed in dit land (…) ontstaan.”De „rilling” waarover Van Hoëvell spreekt lijkt wat overdreven, maar indruk maakte de roman ongetwijfeld. Om de strekking, verpakt in een compositie vol raffinement, kan geen enkele lezer heen: „Het is geen roman, ’t is een aanklacht!” Multatuli neemt het op voor de inlanders in Nederlands-Indië en het duidelijkst wordt de aanklacht aan het slot als hij zich rechtstreeks richt tot koning Willem III: hij noemt daar Nederland „een roofstaat aan de zee” en vraagt de koning of het zijn wil is dat „meer dan dertig miljoenen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in Uwen naam.”
”Max Havelaar” wordt algemeen beschouwd als de topper van onze 19e-eeuwse letterkunde en het is dan ook geen wonder dat er in 2010, 150 jaar na de verschijning, uitgebreid aandacht wordt besteed aan deze roman. Onder meer door een tentoonstelling ”150 jaar Max Havelaar” bij de Universiteit van Amsterdam (die nog tot eind deze week te bezichtigen is), de uitgave van een Multatulipostzegel in België en allerlei activiteiten in Brussel, de plaats waar Multatuli in 1859 op een zolderkamertje zijn ”Max Havelaar” schreef. Dik van der Meulen, Cees Fasseur en Hans van den Bergh stelden een „zelfportret” van Multatuli samen aan de hand van fragmenten uit diens boeken en brieven.
De boodschap van Multatuli is anno 2010 nog steeds actueel: bestrijding van uitbuiting, strijd voor rechtvaardigheid en opkomen voor de zwakkeren in de samenleving. Maar geeft Multatuli wel een correct beeld van het drama dat zich begin 1856 afspeelde in de toenmalige landstreek Lebak op Java? Zolang de roman bestaat, is er driftig gediscussieerd over de juiste verhouding tussen fictie en werkelijkheid.
Eerst de werkelijkheid. De bestuursambtenaar Eduard Douwes Dekker (1820-1887) aanvaardt op 22 januari 1856 als assistent-resident het bestuur over de afdeling Lebak op Oost-Java. Reeds een maand (!) later dient hij bij zijn meerdere, resident Brest van Kempen, een klacht in tegen de regent, de inlandse vorst die in nauwe samenwerking met de assistent-resident het gebied bestuurt. Hij beschuldigt de regent van misbruik van gezag –de toch al zo arme inlanders moeten allerlei herendiensten voor hem verrichten– en knevelarij. De snelheid waarmee dit gebeurt verrast Van Kempen, temeer daar Douwes Dekker hem geen bewijsmateriaal aanreikt en dus geen volledige opening van zaken geeft. Dekker passeert vervolgens Brest van Kempen en wendt zich rechtstreeks tot de hoogste persoon in het bestuurssysteem, gouverneur-generaal Duymaer van Twist. De Raad van Indië geeft de gouverneur-generaal het advies Dekker te ontslaan, maar Duymaer van Twist wijzigt dit in een berisping en overplaatsing. Dekker weigert deze overplaatsing en vraagt ontslag aan, dat hem per 4 april wordt verleend. De hele tragedie speelde zich af in slechts iets meer dan twee maanden.
Deze werkelijk plaatsgevonden gebeurtenissen leverden de stof voor de roman, die vier jaar later verschijnt onder het pseudoniem Multatuli –”ik heb veel geleden”– met de tweeledige titel: ”Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handel Maatschappy”. Die tweeledigheid is in de opbouw van de roman terug te vinden: afwisselend speelt het verhaal zich af in Indië en in Nederland. Achter de diverse personages gaan reële personen schuil: Douwes Dekker is getransformeerd tot hoofdpersonage Max Havelaar, resident Brest van Kempen tot Slijmering, Douwes Dekker na zijn ontslag tot de berooide Sjaalman enzovoorts. De „roofstaat” Nederland wordt op zeer chargerende wijze vertegenwoordigd door Droogstoppel en ds. Wawelaar. Hun beider namen zijn veelzeggend! Dat Droogstoppel juist makelaar in koffie is, is niet voor niets: de inlanders moesten binnen het zogenaamde cultuurstelsel een gedeelte van hun karige grond beschikbaar stellen voor Europese producten. Koffie was daarvan het belangrijkst en met name daardoor kwamen vele miljoenen guldens in ’s lands schatkist. Maar dit ging wel ten koste van de inlanders, die hun grond juist heel hard nodig hadden voor hun allernoodzakelijkste voedsel: rijst.
De geschiedenis van de afgelopen 150 jaar leert ons dat men nogal eens tegen Multatuli/Douwes Dekker aankijkt in uitersten. Er zijn fanaten die hem min of meer heilig verklaren en dus alles goedpraten wat hij heeft gedaan. Daartegenover staan anderen die zo’n afkeer hebben van zijn ideeën en levenswijze dat ze zelfs ontkennen dat hij een buitengewoon begaafd stilist was. Beide benaderingen zijn eenzijdig: de mens Douwes Dekker en de schrijver Multatuli moeten we van elkaar onderscheiden, hoe moeilijk dat ook is.
Twee dingen mogen we als vaststaande feiten beschouwen: de inlanders werden gekneveld en uitgezogen door de regent en de inlandse hoofden, en Douwes Dekker had hart voor de inlanders. Dat pleit voor Douwes Dekker: hij wilde uit oprecht medegevoel onrecht aanpakken.
Dit betekent echter niet dat Douwes Dekker geen enkele blaam treft. Het feit dat hij hart had voor de inlanders maakt hem nog niet tot een goede bestuursambtenaar. Zo wilde hij de regent wel erg snel ontslaan: hij was nauwelijks een maand in Lebak. De vraag is ook of hij de adat –vaststaande inlandse gewoonten en gebruiken– wel goed kende: een regent ontslaan die als inlands vorst gezag had onder de bevolking was geen kleinigheid. Geen opening van zaken geven aan zijn meerdere was onverstandig. Hij zag ook te weinig in dat de fouten niet primair bij personen maar in het bestuurssysteem en het cultuurstelsel lagen. Kortom, ondanks zijn gelijk op bepaalde punten hapert er nogal wat aan de handelwijze van Douwes Dekker. Dat moeten we niet verdoezelen.
Daar komt nog iets bij: als Multatuli heeft hij de Lebakaffaire niet vormgegeven in een documentaire of kroniek, maar in een roman. Een roman is echter een fictioneel verhaal, waarin de realiteit altijd is getransformeerd. Zo ook ”Max Havelaar”. De gebeurtenissen in Lebak worden beschreven vanuit het Multatuliperspectief: hij tekent een held (Max Havelaar) en een schurk (de regent). Door overdrijvingen en eenzijdigheden, door weglating van tekortkomingen van de held en accentuering van diens goede kanten ontstond een gekleurd beeld van de werkelijkheid.
Bij de beoordeling van Multatuli/Douwes Dekker moeten we nuchter zijn. Hij was ‘een vat vol tegenstrijdigheden’, een idealist, maar zeker geen practicus. Op de levenswijze en ideeën van Douwes Dekker is heel wat aan te merken. Hij was van doopsgezinde afkomst, maar werd een strijdbaar atheïst. Hij was verslaafd aan de roulette en had altijd geldgebrek. Buitenechtelijke relaties achtte hij „natuurlijk.” Uiteindelijk ontvluchtte zijn vrouw Tine hem met haar twee kinderen. Nee, hier past geen mensverheerlijking.
We moeten leven en werk echter niet verwarren. Eén ding staat als een paal boven water: Multatuli was een buitengewoon begaafd stilist. Dat bewijst hij nadrukkelijk met ”Max Havelaar”, een knappe roman met een originele vormgeving en vele staaltjes van stilistisch meesterschap.