Geweten
Lukas 15:16 „En hij begeerde zijn buik te vullen met de draf, die de zwijnen aten en niemand gaf hem die.”
Ja, bij elke predikatie die de zondaar hoort, ziet hij meer boosheid in zichzelf. Elk sacrament dat hij ontvangt, vermeerdert niet zijn troost, maar zijn schrik. Hij denkt bij zichzelf: Goede God, ik heb heden vergif ingenomen, want ik kom onbereid en de Heere weet welk een ontrouw en ongelovig hart ik heb.
Gelijk de schuld van de zonden door alle plichten niet kan worden weggenomen, kan zijn geweten door al wat hij doet niet gerustgesteld worden. Indien zijn hart door het zwaard van de wet waarlijk doorstoken is, roept hem het geweten steeds na en twist met hem. Zijn geweten veroordeelt hem in zijn beste plichten. Zo ver zijn die er vandaan dat ze God enige voldoening zouden geven of enige vrede aan zijn geweten zouden geven wanneer hij rust op het enkel verrichten daarvan.
Ik spreek van een zondaar van wie het hart verbroken is. Het geweten is nu scherpziend als een arend. Tevoren was het dat niet, maar nu is het open. Het merkt al zijn zwakheden op en wijst de stof van ongerustheid aan, ja zelfs in de allerbeste plichten die er zijn. De ziel dacht dat zijn plichten een goede betaling waren, maar nu is het geweten ontwaakt en spreekt over zijn dodigheid als hij bidt en hoe onbekwaam hij is om te bidden.
Thomas Hooker, predikant te Newton (New England)
(”De ware zielsvernedering,” 1678)