„Gereformeerde Gemeenten raakten in 1948 in machtsvacuüm”
Het overlijden van ds. G. H. Kersten bracht de Gereformeerde Gemeenten in 1948 in een machtsvacuüm. Dat stelt P. L. Rouwendal in zijn vandaag verschenen studie over leven en werk van dr. C. Steenblok.
Ds. Kersten had dr. Steenblok weliswaar op ondubbelzinnige wijze aangewezen als zijn opvolger, maar deze werd door de breedte van het kerkverband niet als zodanig geaccepteerd, stelt Rouwendal.Na Kerstens overlijden was Steenblok de enige docent aan de predikantenopleiding van de Gereformeerde Gemeenten. Een poging van ds. A. Verhagen om op een predikantenconferentie een tweede docent te benoemen, slaagde niet.
Het gistte ondertussen flink, schrijft Rouwendal, redacteur bij uitgeverij De Groot Goudriaan in Kampen. Er ontstond theologische wrijving tussen ds. R. Kok en dr. Steenblok. Ds. Kok benadrukte de verantwoordelijkheid van de mens en gaf het algemene aanbod van genade een grote plaats in zijn prediking.
Negen dagen voor zijn overlijden schreef ds. Kersten een publicatie over het genadeverbond. Het was zijn laatste poging om de partijen met elkaar te verzoenen. Het was ook een correctie van beide. Ds. Kok werd gecorrigeerd in zijn verbondsopvatting. Dr. Steenblok werd gecorrigeerd op het punt van het algemene aanbod van genade. „Het was typerend voor de voorzichtige en samenbindende doch duidelijke wijze waarop Kersten wilde optreden.”
Op de eerste (vervroegd bijeengeroepen) synode na het overlijden van ds. Kersten, in 1950, werd ds. Kok geschorst wegens vereenzelviging van aanbod en belofte. Dezelfde synode beëindigde het hoofdredacteurschap van De Saambinder van dr. Steenblok.
Vervolgens werd dr. Steenblok in 1953 geschorst als docent aan de Theologische School, zonder dat het docentschap een agendapunt was. Rouwendal stelt dat deze synode zich onredelijk opstelde ten opzichte van dr. Steenblok. „De vraag die de synode zich stelde, was kennelijk niet: „Is Steenblok eenzijdig in het geven van onderwijs, en zo ja: is dat dan reden tot afzetting?” maar simpelweg: „Zetten we Steenblok af, om welke reden dan ook?””
Een deel van zijn studie wijdt Rouwendal aan de persoonlijkheid en aan de „bijzondere karaktereigenschappen” van dr. Steenblok. „Hij had regelmatig moeite met het op een geschikte wijze reageren en het drong soms niet tot hem door wat in een bepaalde situatie wenselijk of onwenselijk gedrag was.”
Rouwendal vermoedt dat dit symptomen zijn van autisform gedrag, of van een vorm van autisme, zoals het syndroom van Asperger. Als symptomen daarvoor noemt hij het feit dat dr. Steenblok nauwelijks oogcontact maakte, dat hij het moeilijk vond om op de juiste wijze te anticiperen op reacties van anderen, dat hij er vaak niet in slaagde om de intenties en de emoties van anderen te peilen en dat hij kritiek op zijn persoon direct opvatte als kritiek op de waarheid van de Schrift.
Daarbij was dr. Steenblok volgens Rouwendal beperkt in zijn communicatie. Hij preekte monotoon en had weinig oog voor metaforisch gebruik van bepaalde woorden.
Ook in het gedragspatroon ziet Rouwendal elementen die passen bij een bepaalde vorm van autisme. De boeken in dr. Steenbloks bibliotheek waren uitsluitend geordend op hoogte. Auteurs, titels en genres stonden allemaal door elkaar. Daarbij had dr. Steenblok een obsessieve belangstelling voor bepaalde onderwerpen, zoals de algemene genade en het aanbod van genade. Hij schreef de Goudse kerkbode vrijwel helemaal vol met artikelenseries over het aanbod van genade.
Rouwendal noemt het feit dat mensen met asperger niet intuïtief aanvoelen wat sociaal en cultureel geaccepteerd is. Het feit dat dr. Steenblok zijn auto in de achterkamer van de pastorie parkeerde, is hiervoor illustratief, zegt Rouwendal. Mensen met asperger hebben volgens hem vaak een bovengemiddeld IQ en een benedengemiddeld EQ (emotionele intelligentie). „Dit gold ook Steenblok”, zo stelt de auteur.
Sommige van dr. Steenbloks gedragingen vindt Rouwendal té afwijkend van het normale om er geen verklaring voor te zoeken. Hij vermoedt dat het karakter van dr. Steenblok en diens zwakke sociale vaardigheden hemzelf en de Gereformeerde Gemeenten in de jaren 40 en 50 ernstig parten hebben gespeeld. „Met de kennis van vandaag zou hij thans anders behandeld (moeten) worden dan men destijds gedaan heeft met de kennis van toen.”
Grote voorzichtigheid is hier wel geboden, stelt Rouwendal. „Ik ben mij ervan bewust dat ik kerkhistoricus ben en geen psycholoog.”
De echte diagnose zal nooit te stellen zijn. Het door u geraadpleegde Autisme Info Centrum komt niet verder dan de stelling dat dr. Steenblok „in ieder geval de schijn mee had.”
„Van diverse mensen die Steenblok gekend hebben, kreeg ik een bevestigende reactie toen ik hun deze hypothese voorlegde. En al wordt asperger een stoornis genoemd, ik wil Steenblok zeker niet als een gestoorde geleerde tekenen. Ook bij iemand als Einstein is wel asperger vermoed. Ik heb vooral een poging willen doen deze man beter te begrijpen.”
Drs. P. L. Rouwendal hield zich eerder bezig met het aanbod van genade in de theologie van dr. C. Steenblok. In 2002 gaf hij in eigen beheer de studie ”Het aanbod van genade” uit.
Hij had niet het voornemen zich opnieuw met dr. Steenblok bezig te houden. De vraagstelling van een algemene nodiging tot het heil enerzijds en predestinatie en particuliere verzoening anderzijds bleef echter zijn aandacht trekken.
Door het lezen van nieuwe literatuur kwam Rouwendal na 2003 tot „nieuwe inzichten en vermoedens.” Er bleek nog een thema in Steenbloks theologie onbelicht te zijn gebleven. Het betreft, schrijft Rouwendal in zijn Inleiding op de vandaag verschenen studie, de logische denkfunctie die volgens Steenblok niet door de zondeval is aangetast.
Rouwendal hoopt een bijdrage te leveren „aan een goed begrip van de man en zijn opvattingen en van een nog altijd schrijnende episode uit de Nederlandse kerkgeschiedenis.”
Het boek ”Dr. C. Steenblok” is het eerste deel van een reeks over bevindelijk gereformeerde voorgangers. De reeks staat onder redactie van dr. H. Florijn, J. Mastenbroek en dr. R. Kranenborg.