Vrienden van Pim oog in oog met Van der G.
Onder de aanwezigen op de publieke tribune van de extra beveiligde rechtszaal aan de Amsterdamse Zuidermolenweg bevinden zich ongeveer twintig Fortuyn-aanhangers. Ze gedragen zich rustig. Af en toe laten ze iets zien van de weerzin die onder hen leeft tegen de vermoedelijke moordenaar van hun held. „Schiet hem nu maar in elkaar.”
„Het lijkt wel alsof de koning binnenkomt”, merkt een volgeling van de overleden LPF-lijsttrekker op. De ongeveer zeventig stoelen in de zaal zijn allemaal bezet. Het is muisstil als iedereen wacht op het moment suprême, de binnenkomst van Volkert van der G. „Misschien heeft hij het wel in zijn broek gedaan”, meent een ander. Als de verdachte de zaal inloopt, heeft een vrouw haar oordeel klaar. „Het is een viezerik, een vuile viezerik.”
Als de rechter Volkert aanspreekt met „meneer Van der G.” delen de Pim-aanhangers de magistratelijke beleefdheid niet. Met onderdrukte keel- en neusgeluiden laten ze horen dat zij Volkert absoluut geen heer vinden. Sommigen laten hun minachting voor de verdachte blijken door hun nasale geluiden kracht bij te zetten met klanken die niet in een fatsoenlijk woordenboek staan.
De bezetting van de publieke tribune vormt een divers gezelschap. Niet alleen volgelingen van wijlen Fortuyn, maar ook belangstellende rechtenstudenten en journalisten. Die laatste groep heeft er alle belang bij dat het rustig blijft in de ruimte. De rechter is van achter de dichte glazen wand die het publiek scheidt van de vertegenwoordigers van de wet, ondanks geluidsapparatuur, soms moeilijk verstaanbaar.
Als verdachte Van der G. na de middagpauze het woord neemt en het rechtscollege duidelijk maakt dat hij Fortuyn als een steeds groter gevaar voor de samenleving zag, hebben zijn vijanden hun oordeel klaar. Zacht mompelend onder elkaar komen ze tot de conclusie: „Schiet hem nu maar neer.”
Wanneer Volkert zijn ondervrager bij de beantwoording van diens vraag vertelt niet in herhaling te willen vallen, vallen de Fortuynisten hem voor het eerst bij. „Nee, doe dat maar niet.” En als Van der G. twijfelt voor hij antwoordt, hebben ze hun woordje klaar. „Wat zal je nu weer verzinnen, hè?”
Een van de vreemdste momenten van de zitting breekt aan als Volkert op verzoek van de rechter laat zien hoe hij het wapen vasthield tijdens zijn dodelijke actie. Met gestrekte armen richt de verdachte het wapen op de muur. Het wordt Marten Fortuyn, de broer van de vermoorde politicus, even te veel. Hij gaat de rechtszaal uit en neemt plaats op de publieke tribune. „Zo schoot hij dus mijn broer van achteren neer.”
H. Smolders, de chauffeur van Fortuyn en de achtervolger van Volkert direct na de moord, vindt dat Van der G. zich heel koel opstelde tijdens de zitting. Voor de rechtszaak was Smolders nog bang dat hij emotioneel zou worden bij de confrontatie met de moordenaar. Achteraf blijkt het mee te vallen. Voor Smolders is één ding opnieuw duidelijk geworden. „Er was een klimaat van haat tegen Fortuyn. Kok gooide olie op het vuur.” Hij denkt dat de moord in het verlengde daarvan ligt. Er zijn altijd mensen die dan tot een moord in staat zijn. „Als Volkert het niet had gedaan, was het wel Ali of Frank geweest.”
„Van der G. gedraagt zich tegenover de rechter als een ijskoude boekhouder”, vindt Th. Hiddema, raadsman van de familie Fortuyn. „Tegenover de officier van justitie doet hij echter alsof hij in een bestuursrechtszaak bij de Raad van State zit. Als hij stevig wordt ondervraagd, heeft hij ook geen oog meer voor zijn eigen belang in het proces, maar wil hij gewoon zijn gelijk halen.”
Volgens Hiddema had Van der G. het plan voor de moord allang in zijn hoofd. „Hij wachtte koel op het juiste moment. Net als een hond, die op het geschikte tijdstip zijn behoefte doet.”