Preken tussen de wapens in Camp Guam
Twee keer per zondag begeeft dominee Alan Lenz zich in zijn tent in Camp Guam achter een houten lessenaar, doet zijn legerjack uit, neemt zijn gasmasker af, en opent zijn Bijbel. De godsdienstoefening begint, in Koeweit, tussen de wapens.
De legerpredikant in Camp Guam kijkt uit over de gecamoufleerde en donkergekleurde gezichten van de soldaten die voor hem zitten, met hun geweren binnen handbereik. Hij leest uit de Bijbel, hij mediteert en hij bidt. Zo probeert ds. Lenz de angst van de soldaten en de mariniers weg te nemen.
Aan de uitdrukking op de gezichten ziet hij wie er onder normale omstandigheden naar de kerk gaat en wie niet. „Er is een niet onaanzienlijk deel van de soldaten dat godsdienstiger wordt naarmate de ernst van de situatie toeneemt”, zegt ds. Lenz. „Waren ze op een andere plaats onder gewone omstandigheden, dan zouden ze met andere dingen bezig zijn.”
Maar ook voor mariniers en soldaten die thuis de kerk bezoeken, heeft de eenvoudige kerkdienst extra betekenis. „Ik ben in gedachten altijd met God bezig geweest”, zegt de 20-jarige Chris Bergen. „Doordeweek mis ik mijn thuis niet, nu, in deze dienst wel.”
Voor de soldaten is alles wat hen aan huis herinnert van grote waarde. „E-mailcontact is zeldzaam, het laatste satellietcontact per telefoon is al weer enkele weken geleden”, zegt Bergen.
„Naar de kerk gaan ervaar ik als mijn plicht”, laat de 37-jarige marinier Darrel Wright weten. „Kerkgang heeft dezelfde waarde voor mij als mijn baan.” Wright is baptist. Hij beantwoordt de lezing van de bijbelverzen met een instemmend gemurmel: ”amen” of ”that’s right.” Hij zegt zich thuis te voelen in het ’kerkje’ van Lenz. „Het maakt niet uit waar je bent, God is overal. In de lucht, bij de marine, op zee. Voor Hem maakt het niets uit waar mensen zich bevinden.”
De protestantse en rooms-katholieke diensten in Camp Guam worden goed bezocht. Voor velen is de dienst in de tent op de verlaten vlakte een vlucht uit de vreselijke werkelijkheid van de oorlog. Het opdoen van geestelijke ervaringen kan een moment rust geven. „Deze diensten geven een ogenblik ontspanning, de druk gaat even van de ketel”, zegt de 20-jarige Chris Pena uit Texas. „God weet waar wij als soldaten doorheen moeten.”
Lenz is een protestantse predikant die de verantwoordelijkheid heeft voor het pastoraat van zo’n 1700 manschappen. Hij leidt protestantse diensten en coördineert bijeenkomsten van andere religies.
„Ik ben coördinator voor het hele kamp”, zegt hij. „Als zodanig kan ik niet direct tegemoetkomen aan de geestelijke behoeften van elke soldaat. In zo’n geval is het mijn taak iemand anders naar iemand toe te sturen.” Zo zorgt Lenz er bijvoorbeeld voor dat er elke zondag een rooms-katholieke priester in het kamp is.
Verder regelt de predikant het transport voor Joodse en islamitische soldaten naar nabijgelegen kampen. Zowel in de dienst als in persoonlijke gesprekken gaat de legerpredikant in op de angst van de soldaten om op het slagveld te sterven. „God bepaalde de dag van mijn geboorte en de dag van mijn dood”, vertelt hij hen. „Dat is geen fatalisme, maar het vertrouwen dat alles wat er gebeurt en wat mij overkomt in Gods hand is en onder Zijn voorzienigheid valt.”
Anderen worstelen met de gedachte dat ze anderen moeten doden, zegt Lenz. „Pas sprak ik een marineofficier die zich afvroeg wat God van deze strijd zou vinden. Ik heb gewezen op passages uit de Bijbel waaruit blijkt dat oorlog onvermijdelijk is en dat er altijd oorlog op de wereld zal zijn, tot aan de wederkomst van Jezus Christus. Het gewapende conflict van nu is een beeld van de voortdurende strijd tussen goed en kwaad.”
Desondanks blijven er soldaten die hun godsdienstige overtuiging, waarin het leven heilig is, niet kunnen rijmen met de verschrikkingen van de oorlog. „Ik wil niemand doden”, zegt Danian Philbert. „Maar ik doe wat ik moet doen om te overleven.”