Zelfs een kind kent opa’s eiland
Molukse jongeren doen het nog altijd bar slecht in het onderwijs, in sommige opzichten zelfs slechter dan de generatie vóór hen. Wat moet er veranderen? En wat kan de kerk doen, drager van de Molukse identiteit bij uitstek? Vandaag deel 3 in een serie: Molukse tradities zijn krachtig, maar kunnen ook een struikelblok vormen.
Soms is hij scherp, de Molukse predikant Theo Pattinasarany. Belijdenis doen van je geloof is mooi, maar het moet wel inhoud hebben. „Helpt bidden voor anderen?” vraagt hij aan een catechisante voor in de kerk. Ze krijgt een waar spervuur van vragen over zich heen. „Bid jij voor anderen?” „We hebben een aardbeving in Haïti gehad, en pas weer een in Chili. Bid jij voor de mensen in Chili?” „Waarom bid jij niet voor de mensen in Chili?”Het is een zaterdagochtend begin maart. De Moluks-evangelische kerk van Assen zit boordevol. Helemaal voorin zitten twaalf zenuwachtige jongeren op hun stoelen te draaien – twee jongens en tien meiden. Ze willen later die maand belijdenis afleggen, en daar hoort een publiek onderzoek bij voor kerkenraad, gemeente, familie en wie er verder ook maar komt.
Een van de twee jongens is aan de beurt. Hij krijgt vragen over bidden, over vergeving en over collecten. Hij beantwoordt ze zacht, soms met een hapering. Als die te lang duurt, schiet ds. Pattinasarany te hulp.
Als de vragen naar tevredenheid beantwoord zijn, mag hij de Twaalf Artikelen, de geloofsbelijdenis, opzeggen. „Doe maar in het Nederlands”, zegt de predikant. „Dat gebeurt anders nooit in dit kerkgebouw.”
Initiatie
Dat de jongeren Moluks zijn, zullen ze weten. Ook in de kerk. Zelfs de paar half-Molukse meiden die belijdenis doen, met Nederlandse namen en een blank uiterlijk, ontziet de predikant niet. „Wat zijn giften in het Maleis?” „Noem eens drie Maleise woorden voor geloven?”
De stap van het afleggen van geloofsbelijdenis is niet zomaar wat voor jongeren, benadrukt ds. Pattinasarany later die dag. Hij wijst op de consequenties voor de jongeren in het dagelijks leven. „Belijdenis staat bij ons gelijk aan initiatie. Heb je belijdenis gedaan, dan word je als volwassen beschouwd. Je krijgt dan de titel van ”bung” of ”usi”; broer of zus. Dat betekent onder meer dat je jongeren die jonger zijn dan jezelf, mag corrigeren.”
Een van de ”bungs” die een jaar eerder belijdenis deden, Isak, grinnikt maar eens. „Je kunt jongeren in principe inderdaad corrigeren, maar dat doe ik niet vaak. Ik voel me zelf ook nog gewoon een jongere.”
Minder ambitieus
Het grote probleem is dat veel Molukse jongeren wel gecorrigeerd zouden moeten worden – op veel terreinen zelfs. Iemand die dat als geen ander constateert, is Noes Solisa, door zijn vele contacten en inspanningen op cultureel gebied een vooraanstaand figuur in de Asser Molukse gemeenschap. Solisa werkt voor antidiscriminatiebureau Art. 1 en is onder meer bezig met het ontplooien van activiteiten voor Molukse jongeren. „De hoger opgeleiden vinden hun weg wel. Maar bij de lager opgeleiden is er een groep die absoluut steun nodig heeft. Meer dan 80 procent komt van het vmbo, en een groot gedeelte heeft zelfs die opleiding niet afgemaakt. Die groep heeft het ontzettend moeilijk op de arbeidsmarkt.”
Dat blijkt ook ondubbelzinnig uit herhaalde onderzoeken van socioloog J. Veenman naar de integratie van Molukse jongeren. Hij concludeert in het rapport ”Integratie met de rem erop” dat de derde generatie het qua schoolresultaten in sommige opzichten zelfs slechter doet dan de tweede generatie. Maar weinig jongeren wijken af van het gegeven schooladvies –meestal vmbo–, en als ze dat wel doen, kiezen ze eerder voor een opleiding die onder dat advies ligt, dan erboven. „Het doet vermoeden dat Molukse jongeren minder ambitieus zijn”, aldus Veenman.
Hij ziet de oorzaken daarvan in de cultuur –„Molukkers zijn in het algemeen nogal bescheiden”– en mogelijk ook in wat hij noemt „processen van sociale beïnvloeding die zich binnen de woonwijken voordoen.” Ook wijst hij erop dat veel jongeren nog altijd ambivalent ten opzichte van de Nederlandse samenleving staan.
„Ik zie nog te veel jongeren die heel angstig zijn als ze dingen moeten presenteren”, onderstreept Dodjie Rinsampessy uit Assen de conclusies van het rapport. Als dichter probeert hij op cultureel gebied alle talenten uit Molukse jongeren te halen. „Maar het blijven bescheiden jongeren. Hun zelfbeeld is vaak niet positief. Ik denk dat de geschiedenis van ons volk, waarin we zo vaak bedrogen zijn, daar zeker een rol in speelt.”
Drugs en alcohol
De achterstand in het onderwijs wordt op de voet gevolgd door een heel scala aan andere problemen. Noes Solisa, die zich eveneens inzet voor Molukse jongeren: „Weliswaar is er nu minder werkloosheid als je het vergelijkt met de jaren zeventig en tachtig, maar de groep die ik op het oog hebt heeft nog veel meer problemen. Met drugs, alcohol en de politie bijvoorbeeld.”
En dan is er nog het streven naar de RMS, de Molukse staat, die jongeren losser van Nederland kan maken. „Ik geloof dat het RMS-ideaal min of meer losstaat van de problemen”, nuanceert Solisa, „hoewel de kreet RMS wel wordt gebruikt, ook in ruzies met de politie.”
Kentering
Oud-Kamerlid Sam Pormes van GroenLinks is een van de mensen die, al in de jaren tachtig, hun nek hebben uitgestoken om drugs- en drankverslaafde Molukkers te kunnen helpen. „In die tijd waren er alleen al hier in Assen 130 verslaafden”, zegt hij in het Molukse woonzorgcentrum in Assen, waar hij op bezoek is bij zijn oude moeder.
Hij ziet wel een kentering. „Dat aantal is nu gelukkig gehalveerd. Daar ben ik ontzettend blij mee. De meeste jongeren focussen nu duidelijk op hun toekomst hier in Nederland. De apathie is nog wel aanwezig, maar steeds meer jongeren ervaren dat ze zelf ook iets kunnen doen. Ze wachten niet langer tot de groep emancipeert, maar emanciperen als individu.”
En als het even kan mét behoud van de Molukse identiteit. Pormes: „Als je mijn kleindochter zou vragen waar ze vandaan komt, is het eerste wat ze zegt: Sarua, op de Midden-Molukken. Terwijl ze daar nooit is geweest; het is het eiland van haar overgrootvader!”
Pormes’ kleindochter is geen uitzondering. Museum Maluku in Utrecht, het enige Molukse museum van Nederland, heeft weliswaar moeite om jongeren binnen de poorten te krijgen, maar aan gebrek aan identiteit ligt dat niet. Directeur Huib Akihary: „Ik zie het aan mijn eigen kinderen, die zijn een kwart Moluks. Maar ze zoeken wel Molukse vrienden via internet.”
Zoektocht naar erkenning
De vraag dringt zich op in hoeverre die sterke eigen identiteit de integratie in de weg staat. Vrijwel geen Molukker noemt zich allereerst Nederlander als je het hem vraagt. Veel Marokkanen doen dat intussen wel. Zíjn ze eigenlijk wel geïntegreerd, de jonge Molukkers?
„Het verschil in identiteit tussen een Marokkaan en een Molukker heeft te maken met de zoektocht naar erkenning”, denkt Noes Solisa. „Marokko is een vrij land, maar de Molukken zijn dat niet. Daarom is het voor Molukkers veel meer noodzaak om zich als Molukker te profileren – anders verdwijnt hun land.”
De jongeren doen dat vanzelf, is de ervaring van Solisa. „Kijk naar mijn zoon Nino: hij is nu 16 jaar en heeft een Nederlandse moeder. Bewust heb ik hem nooit mijn geschiedenis mee willen geven. Maar op de basisschool maakte hij wél een werkstuk over het eiland van zijn opa. Nu geeft hij met een andere jongen een digitale krant uit, Maluku News Network, met nieuws over de Molukken. We moeten hem soms echt temperen, zo geestdriftig is hij ermee bezig.”
Van een relatie tussen een sterke Molukse identiteit en een slechte mate van integratie wil hij echter niets weten. Zijn eigen levensgeschiedenis geeft hem gelijk. Als íémand betrokken is bij de Molukse zaak en tegelijk is geslaagd in het maatschappelijk leven, is het Solisa wel. „Ik ben altíjd met de Molukse zaak bezig, dag in dag uit. Dat kan voor mij niet meer anders, ook al is het niet altijd makkelijk.”
Militair regime
Maar wat is de verklaring voor de achterstand dan wel? Een medewerkster van Museum Maluku in Utrecht weet wel iets te bedenken. „Voor een deel heeft het te maken met de structuur in de gezinnen. Je loopt in het paadje dat voor je is uitgestippeld. Zelf initiatief ontplooien doe je niet zo snel. Voor een deel is het ook een verhaal over genen. De mannen van de eerste generatie waren vrijwel allemaal militairen. Het is aannemelijk dat zij destijds uit één bepaalde laag van de Molukse bevolking afkomstig waren. Die achtergrond neem je mee en draag je over op je kinderen. Voeg daar aan toe dat het militaire regime vaak nog steeds een bepaalde rol speelt in de opvoeding, en je begrijpt dat jongeren zich liever gedeisd houden.”
Bekering
Terug naar het kerkgebouw van de Moluks-evangelische kerk in Assen. Daar is het spervuur van vragen –na een pauze met Molukse hapjes– nog altijd niet voorbij.
„Wat is bekering?” vraagt de predikant. „Als je beseft dat je ver bent van God en naar Hem toe gaat”, antwoordt de catechisant. „Is dat een eenmalig gebeuren?” „Nee, dat moet steeds weer gebeuren.”
Ook persoonlijke vragen worden niet geschuwd. „Wat merk je van bekering in jouw leven?” „Op welke manier heeft de Bijbel gezag in je leven?”
Na afloop slaakt Andrea Mantouw (18) een zucht van verlichting. Erg spannend, vond ze het. En dat zegt ze ook een paar weken later, als ze haar ja-woord voor God en de gemeente heeft gegeven – in een kerk die nóg voller zat dan tijdens het openbare onderzoek. Om dan een geloofsgetuigenis te geven en een openbaar gebed uit te spreken, dat gaat de meeste jongeren niet in de koude kleren zitten.
Ds. Pattinasarany moet er een beetje om lachen. Als één Molukse predikant ervoor probeert te zorgen dat jongeren verder kunnen komen, is hij het wel. Ook hier speelt een sociale functie mee. „Als ze hier in het openbaar durven bidden en spreken, met zo’n volle kerk, durven ze het straks overal. Het maakt hen sterker.”
Trouwen kan niet zomaar met iedereen
Hoewel het aantal afneemt, trouwen nog altijd veel Molukse jongeren met iemand uit de eigen cultuur. Maar door eeuwenoude verbonden die hun voorouders met elkaar sloten, wordt het kiezen van een huwelijkspartner er niet makkelijker op.
Een ”pela”. Zo heet een verbond tussen twee dorpen –„negorijen”– op de Molukken. Zo’n pelaschap is vaak vele eeuwen oud: ze werden ooit afgesloten om bijvoorbeeld oorlogen tussen negorijen te voorkomen en om gezamenlijk sterker te staan tegen een aanval van buitenaf. Het pelaschap maakte het voor verschillende dorpen mogelijk om een vuist te kunnen maken.
Het instrument werkte al die eeuwen perfect. Een dorp of individu in moeilijkheden dat een beroep deed op zijn pela, was gegarandeerd van de beste hulp. Voedsel en goederen stonden vrij tot zijn beschikking, zo veel hij wilde.
Maar er is meer. Diezelfde voorouders bevestigden hun pelaschappen met een krachtige eed, en vaak ook met bloed. Daardoor werd en wordt het pelaschap gezien als een nauwe familieverbintenis. Trouwen met een lid van de pela staat dan ook gelijk aan het plegen van incest en is ten strengste verboden.
Waar dat in de vaak ver van elkaar gelegen peladorpen op de Molukken geen enkel probleem opleverde, ligt dat anders in Nederland. In de meeste families zijn de pelaschappen en het geloof in de bijbehorende banvloek voor overtreders onverminderd van kracht. Maar mede door de vervlochten structuren in Nederland –inwoners van de vroegere negorijen wonen nu kriskras door elkaar– is de kans om een ‘verboden’ huwelijkskandidaat tegen het lijf te lopen, veel groter geworden.
Opvallend veel jongeren houden zich desondanks nog altijd streng aan de wetten van de pela – al was het maar uit angst een eventuele vloek over je af te roepen.