„Deze oorlog is begin van einde westerse beschaving”
Spraken Amerikaanse moslims over de aanslagen van 11 september 2001 nog massaal hun veroordeling uit, over de aanval op Irak klinken heel andere geluiden. Imam Mohammed Qatanani: „Deze oorlog betekent naar mijn idee het begin van het einde van de westerse beschaving.”
De televisie in het restaurantje van Khalid al-Fawza in Jersey City, net buiten New York, vertoont een leeg, zwart scherm. „Normaal heb ik het apparaat altijd aan staan”, vertelt Khalid, een 46-jarige Egyptenaar. „Maar sinds de oorlog is begonnen, heb ik er geen behoefte meer aan. Bijna elk station zendt 24 uur per dag beelden van de strijd tegen mijn Iraakse broeders uit. Daar worden mijn klanten en ikzelf niet echt vrolijk van. Nu draai ik maar bandjes met Arabische muziek om de boel nog een beetje levendig te houden.”
Het is rustig in de eetgelegenheid van Al-Fawza. Evenals na de aanslag op het World Trade Center blijven de moslims in Jersey City zo veel mogelijk thuis, uit angst voor wraakacties van de autochtone bevolking. „Na 11 september zijn hier op veel plaatsen ruiten ingegooid en mensen in elkaar geslagen”, zegt Abdul Abassi, een Syrische immigrant. „Toen ging het absurde gerucht dat wij blij waren met de terreuracties. In bijna elk huis is de politie geweest om naar al-Qaida-leden te zoeken. Dat willen we geen tweede keer meemaken.”
De weinige bezoekers van het restaurant zijn eensgezind in hun afwijzing van de militaire campagne tegen Saddam Hussein. „Deze oorlog is niet goed”, vindt Walid Bejdough, geboren en getogen in Algiers. „Er sterven opnieuw veel onschuldige vrouwen en kinderen. En waarom? Er is niet overtuigend bewezen dat Irak over massavernietigingswapens beschikt. Amerika heeft bovendien niets te maken met wat er binnen de grenzen van een ander land gebeurt. Europa valt de VS toch ook niet aan omdat hier de doodstraf wordt uitgevoerd? Dat is volgens velen ook een schending van de mensenrechten.”
Een paar kilometer verderop ligt Paterson, dat eveneens een grote moslimgemeenschap telt. Elke vrijdag zitten meer dan duizend gelovigen onder het gehoor van imam Mohammed Qatanani. „Ik probeer me meestal te onthouden van politieke uitspraken tijdens mijn preken”, vertelt de geestelijke, terwijl hij de moskee uitloopt. „Tijdens het vrijdaggebed heb ik echter gezegd dat de strijd direct moet stoppen. Er is absoluut geen reden voor deze oorlog.”
„Het gaat niet om Amerika’s veiligheid”, vervolgt Qatanani. „Er is tot nu toe geen enkel verband tussen Irak en al-Qaida aangetoond. En als het regime in Bagdad al over massavernietigingswapens beschikt, dan zullen ze er wel voor oppassen die te gebruiken. Men weet wat ze daarmee over zich zullen afroepen. Natuurlijk is Saddam Hussein een dictator die zijn volk slecht behandelt. Maar het is niet aan de Amerikanen om hem te verdrijven. Als de Irakezen van hem af willen, dan moeten ze dat zelf doen. Alleen met de volledige steun van de bevolking zal zoiets lukken. Dat hebben we in Joegoslavië gezien.”
Het buitenlands beleid en de militaire escapades van de regering-Bush zullen volgens de islamitische leider alleen maar meer chaos op de wereld brengen. „We kunnen de Verenigde Naties maar beter opdoeken. Dergelijke acties zetten de moeizaam opgebouwde internationale rechtsorde volledig op zijn kop. Sterker nog: deze oorlog betekent naar mijn idee het begin van het einde van de westerse beschaving.”
Ondanks de angst onder Amerikaanse moslims voor anti-islamitische gevoelens, roept de imam zijn volgelingen op deel aan demonstraties te nemen. „Waarom zouden wij ons niet mogen uitspreken? Honderdduizenden Amerikanen hebben betoogd in de grote steden. Wij zijn net zo goed staatsburgers. We moeten absoluut niet de indruk wekken dat wij het met deze oorlog eens zijn.”
De moslims die tot de Omar-moskee in Zuid-Paterson behoren, houden zich liever op de vlakte. Een groepje mannen staat buiten het gebedshuis te praten. Met geen woord wordt echter over de oorlog gerept. „Wij proberen ons zo onopvallend mogelijk te gedragen en niet de aandacht op ons te vestigen”, zegt Mohcine al-Hamza, een 23-jarige Marokkaanse student. „Wij bidden slechts dat er geen slachtoffers zullen vallen en dat er spoedig vrede zal komen.”
Een stukje verderop is een groepje kinderen op straat aan het spelen. „Mijn ouders hebben tegen me gezegd dat ik op school niet over de oorlog mag praten”, zegt de 11-jarige Maha. „Ze zijn erg bezorgd over me en willen niet dat ik in moeilijkheden kom.” „Het zou niet eens uitmaken als we iets zouden zeggen”, voegt haar vriendinnetje Yasmina eraan toe. „Het maakt toch niemand iets uit wat wij denken.”