„Vandaag dreigt waarvoor Da Costa al waarschuwde: tirannie”
„Wij leven in de eeuw der vrijheid!” zo klonk het aan het begin van de negentiende eeuw. „Wij leven in de eeuw der verlichting!” Niets is minder waar, stelde de jonge Isaäc da Costa in 1823. „Een eeuw van slavernij”, dáár leven we in.
Da Costa had het nu kunnen schrijven, zegt dr. O. W. Dubois. „Het recente arrest van de Hoge Raad ten aanzien van de SGP heeft me, als het hierover gaat, erg aangegrepen. Vandaag dreigt waarvoor Da Costa al heeft gewaarschuwd: de tirannie van de meerderheid, een opgedrongen vrijheid, met onvrijheid als gevolg.”Eén belangrijk verschil tussen toen en nu is er wel, aldus de in Berkenwoude wonende historicus: „In de negentiende eeuw was ons land, ook de liberale elite, nog overwegend christelijk. Daarvan is nu geen sprake meer.”
Da Costa’s boekje ”Bezwaren tegen de geest der eeuw”, waarin de 25-jarige jurist en dichter het verlichte, zelfgenoegzame klimaat van zijn tijd in felle pennenstreken aan de kaak stelde, leidde bij verschijning tot „ongelooflijk heftige reacties”, zegt Dubois. Voor het overgrote deel waren die sterk afwijzend, niet zelden ook gericht tegen de persoon van de auteur – van Joodse afkomst. „Hij had de zenuwpees van verlicht Nederland getroffen.”
Dubois promoveerde in 1997 op een studie over de omgang tussen Da Costa en Willem de Clerq, onder de titel ”Een vriendschap in Réveilkring”. Binnen afzienbare tijd verschijnt in de serie Klassiek Licht van het Nederlands Dagblad een nieuwe editie van Da Costa’s ”Bezwaren tegen de geest der eeuw”, waarvoor hij de inleiding verzorgde.
In hoeverre zijn de ”Bezwaren” nog actueel?
„Ik denk dat ze actueler zijn dan ooit. Wat in dit verband interessant is: prof. dr. A. Th. van Deursen heeft in 1994, in een Huizingalezing, de overeenkomsten onderzocht tussen de cultuurkritiek van de beroemde Johan Huizinga en de ”Bezwaren” van Da Costa. Huizinga overleed in 1945, bijna een eeuw na Da Costa dus. Hij was geen orthodox christen zoals Da Costa. Maar de doopsgezinde Huizinga had wel grote eerbied voor het christendom, zoals dat ons land had gestempeld. En evenals eerder Da Costa maakte hij zich grote zorgen over de afbraak van traditionele waarden, de teloorgang van dat christendom. Huizinga was van mening dat als het christendom, met zijn hoge zedelijke idealen, zou verdwijnen, ons niets anders restte dan de tirannie.
Met andere woorden: een eeuw na Da Costa was diens analyse niet minder actueel geworden, integendeel. En sinds Huizinga is ons land alleen maar verder geseculariseerd.”
Je zou ook kunnen denken: zo’n vaart loopt het dus allemaal niet.
„Ik ben geen profeet, ik ben historicus. Maar ik zie, in naam van de verdraagzaamheid, wel een toenemende onverdraagzaamheid jegens het christendom. Christenen dreigen steeds meer tweederangsburgers te worden. Daarin is een voortgaande, steeds antichristelijker wordende lijn waarneembaar.”
In Da Costa was een profetische geest, schreef K. Exalto in 1973, „waardoor hij beter dan vele anderen zijn tijd doorzag, en opmerkte welke gevaren kerk en volk in die dagen bedreigden.” Kent onze tijd zulke mensen ook nog?
Lang blijft het stil. Dan: „Misschien moet je dan denken aan iemand als Bart-Jan Spruyt. Of aan sommige auteurs rond het blad Ecclesia, dr. H. Klink, ds. L. J. Geluk. Iemand als dr. C. S. L. Janse, de vroegere hoofdredacteur van het RD. Of, eerder, dr. W. Aalders. Lastig. Zoiets kun je vaak ook pas achteraf zeggen.”
Da Costa had „bezwaren” tegen de geest der eeuw. Wat stelde hij er, als remedie, tegenover?
„Daar ging hij toch niet echt op in. Zijn boekje was meer een pamflet, een vlammend, hartstochtelijk geschreven pamflet. Maar waar Huizinga het verwachtte van mensen van goede wil, had Da Costa zijn hoop gevestigd op de wederkomst van Christus. Eens zou Christus wederkomen én zegepralen.”
Dit is het vierde en laatste deel in een serie over Isaäc da Costa, die 150 jaar geleden overleed.