Eigen goden
„En als hij het alles verteerd had, werd er een grote hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden.”Lukas 15:14
De ziel zal het overal zoeken, eer hij tot de Heere God en de Heere Jezus komt. Zo hoort: Zie, en verwonder u over de goedheid van de Heere Jezus. Al komt een zondaar nog zo laat thuis, de Heere ontvangt hem als hij komt. Is dat geen barmhartigheid, als wij hier en daar hebben gezworven en gelopen en nu die weg hebben ingeslagen en niet eens aan Christus, noch aan Zijn genade of aan Zijn bloed hebben gedacht? Ik zeg, is dit niet een wonderlijke barmhartigheid, dat de Heere Christus ons wil ontvangen, als wij ter elfde ure komen? Hij kon naar recht met ons handelen gelijk Hij deed met zijn oude volk. „Waar zijn dan uw goden, die gij u gemaakt hebt? Laat ze opstaan, of ze u ten tijde uws kwaads zullen verlossen, want naar het getal uwer steden zijn uw goden, o Juda.” Het volk maakte afgoden en diende die. Als de tijd van de benauwdheid kwam en hun goden hen niet konden helpen, kwamen zij tot de Heere om hulp en zouden zich graag onder Zijn vleugelen verborgen hebben. Ja, zegt de Heere, ga nu tot uw goden, die u liefgehad hebt.Thomas Hooker,predikant te Newton(New England)
(”De ware zielsvernedering”, 1678)