Eerherstel voor gereformeerde scholastiek
De gereformeerde scholastici dachten na over een God Die hen tot verwondering en liefde bracht, stelt ds. R. T. te Velde. „We hebben na de Verlichting de neiging om geloof en rede tegenover elkaar te plaatsen. Maar de gereformeerde scholastici spraken over God als de mooiste, beste en hoogste werkelijkheid. Het bracht hen werkelijk in vervoering.”
Ds. (Dolf) Te Velde (36) promoveert maandag aan de Theologische Universiteit in Kampen van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt op het proefschrift ”Paths beyond Tracing Out. The Connection of Method and Content in the Doctrine of God, Examined in Reformed Orthodoxy, Karl Barth and the Utrecht School” (uitg. Eburon, Delft).In zijn 700 bladzijden tellende studie behandelt hij de godsleer in de gereformeerde scholastiek in de zestiende en de zeventiende eeuw, met name de leer van de verschillende eigenschappen van God, en vergelijkt hij die met Karl Barth en de zogeheten Utrechtse school. Deze school is genoemd naar het onderzoeksprogramma van Utrechtse theologen als V. Brümmer, A. Vos, G. van den Brink, M. Sarot, E. Dekker, F. G. Immink en A. Markus. Ds. Te Velde, leerling van de vrijgemaakte dogmaticus Barend Kamphuis en zoon van de vrijgemaakte hoogleraar M. te Velde, geeft een uitvoerige analyse van de diverse Utrechtse dissertaties waarin de verschillende eigenschappen van God werden bestudeerd.
Wisselwerking
Er is volgens ds. Te Velde in de scholastiek geen principiële tegenstelling tussen filosofische en theologische waarheid, of een dubbele waarheid, een voor het geloof en een voor het denken. „Elke theologie maakt gebruik van een filosofisch denkkader. Dat gebeurde al bij de kerkvaders. Het gaat erom hóé je gebruikmaakt van het denkkader.”
Wat hem opviel bij de gereformeerde scholastici is dat zij het beperkte karakter van hun begrippen hebben erkend. „Met al hun terminologie zeggen ze dat ze geen definitie van God kunnen geven. Ze kunnen hoogstens een beschrijving van God geven, en dat doen zij door Zijn eigenschappen te behandelen. Gods wezen en Zijn eigenschappen zijn daarbij één geheel. Wat opvalt, is dat er in hun godsleer een geweldige dynamiek zit.”
Ds. Te Velde zet uiteen dat er een continuïteit is tussen de scholastiek van de middeleeuwen en de gereformeerde scholastiek van de zestiende en de zeventiende eeuw. „Het gaat om een begripsmatig denken waarbij de theologen rationeel en argumentatief de waarheid van het christelijk geloof zo goed mogelijk onder woorden willen brengen. Het primaat ligt bij de openbaring, niet bij de rede. Daarbij loopt de kennis van God uit op het liefhebben van God. Het gaat om Gods eer en het heil van de mens, waarbij kennis en vroomheid nauw met elkaar verbonden zijn.”
De kern van de godsleer bij de gereformeerde scholastici is vooral de wil van God, als eigenschap die het meest kenmerkend is voor God. „Zijn wil is van een fundamenteler aard dan Zijn kennis. Dat roept bij veel theologen de vraag op hoe die wil dan te rijmen is met de creatuurlijke vrijheid. Centraal staat het inzicht dat Gods besluit onze keuzevrijheid niet uitsluit. God zou Zijn eigen schepping ongedaan maken als Hij de wil van de mens zou voorbijgaan en plat zou drukken. Maar er is wel sprake van twee verschillende niveaus, die van God en de mens. Als God iets wil, zijn wij echter niet gedwongen om te willen, maar draagt Hij onze wil. Een gedwongen wil is geen wil.”
Ds. Te Velde hoopt dat hij met zijn studie tegenstellingen in de gereformeerde gezindte kan doorbreken, zoals ten aanzien van de soevereiniteit van God en de menselijke wil. „God is verheven en soeverein, zeggen de scholastici, maar de mens mag reageren op die grootheid door de belofte van het Evangelie aan te nemen en God in liefde te dienen en na te volgen.”
De Utrechtse school is institutioneel over haar hoogtepunt heen. „Het project is succesvol ten einde gebracht en feitelijk klaar. Maar de invloed van deze onderzoekers blijft. Zij zijn overal in de theologie werkzaam en brengen daarmee de klassieke thema’s van de theologie in. En daarbij blijft de godsleer een van de meest aangelegen punten.”
„Eerst wat schaamte over onderwerp”
Toen ds. R. T. te Velde een proefschrift over de godsleer in onder andere de gereformeerde scholastiek wilde schrijven, moest hij zich eigenlijk wat verdedigen. „Velen stonden er negatief tegenover. Het was net alsof ik mij eigenlijk voor dit onderwerp een beetje moest schamen.”
Ds. Te Velde, predikant van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Pijnacker, weet dat er in kringen van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Christelijke Gereformeerde Kerken kritiek is op de scholastiek, de theologiebeoefening zoals die vanaf de middeleeuwen en ook ten tijde van de Reformatie werd gepraktiseerd. Vooraanstaande theologen als prof. W. van ’t Spijker en prof. C. Graafland zagen in de scholastiek een methode die door haar rationele aanpak de geloofsinhoud dreigt te vervormen.
Hij vindt dat achter zulke kritiek een geloofsbegrip steekt „dat toch wat irrationalistische trekken vertoont. Mijn ontdekking van de gereformeerde scholastiek is dat er een wisselwerking is tussen God, zoals Hij zich in Zijn Woord openbaart, en het gelovig verstaan van de werkelijkheid. Geloven en begrijpen staan niet tegenover elkaar. God is de Waarheid in Persoon én de Schepper van de wereld en van het denkvermogen. De werken die ik heb bestudeerd, zijn zeker niet gemakkelijk te lezen maar het gáát ergens over: de werkelijkheid van God. En er gebeurt wat in het leven van de mens als hij deze God kent en liefheeft. Dat is actueel en werkt door in het voorbereiden van mijn preken.”