Vergeten van Armeense genocide voltooit vernietiging van een volk
De Armeniërs herdenken zaterdag de genocide van 1915. Het is van groot belang dat Turkije deze volkerenmoord erkent, betoogt Anthonie Holslag. Vergeten zou de definitieve voltooiing van de genocide betekenen.
„Genocide is verdwijnen.” Dat antwoord kreeg ik, toen ik aan een Armeneens vrouw vroeg waarom het zo belangrijk is dat de vervolging van de Armeniërs in Turkije tijdens de Eerste Wereldoorlog een ”genocide” wordt genoemd. Ze zei daarna niets meer, alsof deze ene zin alles verklaarde.Ik heb in mijn onderzoek naar Armeniërs in de Nederlandse diaspora meer van dit soort uitspraken gehoord. „Genocide ontneemt je alles!” Of: „Ik voel het nog steeds, weet je? Die pijn, die afschuwelijke pijn, die pijn van het niets…”
Toen de Poolse jurist Raphael Lemkin in 1947 de term ”genocide” introduceerde, hoopte hij dat deze misdaad nooit meer zou plaatsvinden. Dat na de Tweede Oorlog en de verschrikkingen van de Holocaust Europa inderdaad zou blijven ”herinneren” en dat deze gruwelijkheden de wereld bespaard zouden blijven. Nu, na de geweldplegingen in voormalig Joegoslavië, Rwanda en Darfur, weten we beter. Genocide is nog net zo actueel als toen.
Als we het begrip bestuderen, wordt ons onmiddellijk duidelijk waarom genocide anders is dan andere vormen van geweldpleging. Men spreekt over een genocide als er sprake is van „een handeling waarbij de daders het doel hebben om een nationale, etnische, religieuze of raciale groep te vernietigen” (Genocideconventie van de Verenigde Naties, 1948, artikel II). ”Vernietigen” is hier het sleutelwoord.
Deze term impliceert dat genocide een specifieke vorm van geweld is die verschilt van oorlogsvoering. Bij oorlogsvoering probeert een land zich te verdedigen of onderneemt het een aanval om politieke doelen te bereiken. Hoewel tijdens dit soort gebeurtenissen ook de verschrikkelijkste dingen plaatsvinden, is ”vernietigen” daarbij niet een doel op zichzelf. Zodra de politieke doelen bereikt zijn, houden de geweldplegingen op. Of zoals de militaire strateeg Von Clausewitz het formuleerde: „Oorlog is niets anders dan het voortzetten van het politieke verkeer met andere middelen.”
Dit is anders bij het genocidale proces. Bij genocide is het een doel om een natie van een minderheidsgroep te zuiveren, zodat het landschap symbolisch wordt ‘schoongespoeld’. Dit is de reden waarom de vervolgingen van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog anders waren dan de geweldplegingen tegen soldaten, verzetstrijders of burgers in bezette gebieden. Joden moesten ”vernietigd” worden. De burgers en soldaten moesten worden ”gestraft”.
Officiële lezing
Vernietigen was ook het doel van de Ittahidpartij toen deze in 1908 in voormalig Turkije aan de macht kwam. Door een machtsvacuüm en een dalende economie raakte de partij in 1915 in een identiteitscrisis, waarbij het accent van de partij steeds meer op de pan-Turkse ideologie kwam te liggen. Turkije moest een groot islamitisch rijk worden. Minderheidsgroepen, waaronder de Armeniërs, die niet in deze ideologie pasten, werden uitgesloten en gedwongen aan dodenmarsen naar het Syrische woestijn deel te nemen.
Volgens de officiële lezing van Turkije, een lezing die nog steeds gehandhaafd wordt, waren deze moordpartijen geen genocidale geweldplegingen. Ze waren verschrikkelijk, maar de Ittahidpartij, zo luidt het argument, moest zich beschermen tegen ”interne vijanden” die samenzwoeren met de Russen. Dat deze ”interne vijanden” christelijke minderheidsgroeperingen waren, wordt niet vermeld. Dat de slachtoffers geen soldaten waren maar burgers, onder wie vrouwen en kinderen, wordt eveneens verzwegen.
Dit ontkenningsbeleid heeft te maken met de manier waarop de Nieuwe Turkse Republiek, die na de vervolgingen in 1923 gesticht is, haar genocidale verleden heeft verwerkt. Niet de Nieuwe Turkse Republiek was schuldig, maar de oude Ottomanen. De vervolgingen werden als het ware in het verleden geplaatst.
Identiteit
Deze politiek van vergeten is nog steeds actueel en kwam vorige maand opnieuw naar voren in de harde woorden van de Turkse ambassadeur toen het Huis van Afgevaardigden in de VS de resolutie over de Armeense genocide aanvaardde. Er zouden vanuit Turkije sancties komen en de bilaterale belangen, en dan met de name de belangen die de VS hebben in Irak en Afghanistan, stonden volgens de ambassadeur op het spel.
Onbedoeld is ”vergeten” hier de laatste stap in het genocidale proces van vernietigen. Vergeten impliceert namelijk het verdwijnen van een volk, het uitwissen van een identiteit en een collectieve geschiedenis. Daarmee komen we tot de kern van de zaak. Als genocide verdwijnen is, zoals mijn respondent het stelde, dan is het erkennen van deze genocide, tegelijkertijd het erkennen van de Armeense identiteit.
De auteur is cultureel antropoloog. Hij schreef ”In het gesteente van Ararat” (Aspekt, 2010), over de langdurige gevolgen van de Armeense genocide.