Opinie

Prediking en geweld

Een voorganger die in een Nederlandse moskee tijdens het vrijdaggebed openlijk geweld preekt en het martelaarschap verheerlijkt; zo nu en dan komt dat voor, bijvoorbeeld in de strijd tegen Amerika en Israël. Vrijwel altijd volgt fel protest. Het is toch volstrekt in strijd met de geest van het christendom die aan de grondslag ligt van onze West-Europese cultuur? Dat is nog maar de vraag.

tekst prof. dr. A. Baars
16 April 2010 18:36Gewijzigd op 14 November 2020 10:21
De kruisvaarderspreken vormen een karikatuur van wat christelijke prediking dient te zijn. Dat neemt niet weg dat Bijbelse prediking vijanden moet ontmaskeren. beeld ANP
De kruisvaarderspreken vormen een karikatuur van wat christelijke prediking dient te zijn. Dat neemt niet weg dat Bijbelse prediking vijanden moet ontmaskeren. beeld ANP

Is de islam een gewelddadige godsdienst? Op die vraag worden verschillende antwoorden gegeven. Welk antwoord men ook kiest, het is in elk geval onjuist om uitlatingen van fundamentalistische moslims zonder meer gelijk te stellen met de leer van de Koran. Zeker, het heilige boek van de moslims roept op tot het voeren van de ”heilige oorlog”, de jihad. Maar wat wordt daarmee bedoeld?Met name de mystieke denkers van de islam vergeestelijken deze oproep en stellen dat de gelovige moslim ten strijde moet trekken tegen het kwaad dat hij in zijn eigen ziel aanwezig weet. Wanneer men de oproep tot de jihad wél letterlijk neemt, ziet de gebruikelijke visie onder de moslims er in grote lijnen als volgt uit.

Een militaire actie tegen de ongelovigen mag alleen gevoerd worden uit defensief oogpunt, dat wil zeggen: ter bescherming van moslims in nood. Bovendien is de heilige oorlog niet zozeer een zaak van de individuele moslim, maar van de gehele gemeenschap. Belangrijk is ten slotte ook dat de leider van de islamitische legers de ongelovigen, voordat zij aangevallen worden, dient op te roepen zich tot de islam te bekeren. Als het gaat om Joden of christenen volstaat de leider met een oproep om zich aan de moslims te onderwerpen en een bepaalde belasting te betalen. In ruil hiervoor ontvangen zij leervrijheid en vrijheid om God naar hun eigen inzichten te vereren.

Moderne radicalen

Moderne extremisten radicaliseren deze visie echter op een aantal wezenlijke punten. Bij hen worden ‘de ongelovigen’, tegen wie de jihad zich moet richten, meer en meer gelijk gesteld met de politieke leiders en staatshoofden die niet volgens de islamitische wet willen leven. Hen mag men desnoods alleen als enkele terrorist met aanslagen belagen. In deze gevallen kan de publieke oproep tot bekering ook gevoeglijk achterwege blijven.

Heeft ook het christendom gewelddadige trekken? Meestal wordt deze vraag onmiddellijk met een krachtig ”nee” beantwoord. Daarbij verwijzen christenen dan naar teksten als Lukas 6:29 of Mattheüs 26:52. Bovendien wordt uit de vroegste geschiedenis van de oude kerk duidelijk dat christenen grote bezwaren hebben om overheidsfuncties te bekleden of dienst te nemen in het Romeinse leger. Een belangrijke reden hiervoor is dat de hoogste overheidsambten, en zeker ook het dienen in het leger, ten nauwste verbonden zijn met de verering van de staatsgoden van Rome en van de keizer.

Anderzijds dienen we ook in rekening te brengen dat de christenen in de eerste eeuwen herhaaldelijk aan vervolgingen worden blootgesteld. Zij ondergaan dus geweld van de kant van de overheid of van de volksmassa. Zodoende stempelt juist de geest van lijden en martelaarschap het leven van de oudste christenen in sterke mate, niet die van geweld en agressie van hun kant.

Nu is deze tekening ongetwijfeld correct. Toch treden er in de loop van de vierde eeuw na Christus veranderingen op. Dat gebeurt wanneer Constantijn keizer wordt en het christendom aanvankelijk de status van ”toegestane religie”, religio licita, krijgt en later zelfs tot staatsgodsdienst wordt verheven. Politieke en kerkelijke machthebbers beginnen soms geweld te gebruiken om hun visie door te zetten en ‘de zaak’ van het christendom te verdedigen.

Bij de kerstening van grote delen van Europa worden heidenen soms met geweld gedwongen zich tot het christendom te bekeren. Zelfs in de tijd van de Reformatie schrijft Luther dat predikanten de grootste moordenaars zijn. Hij heeft het dan onder meer over zijn eigen rol in de zogenaamde Boerenopstand (1525). Uiteindelijk spoort hij de Duitse vorsten aan om het geweld van de opstandige boeren te keren op een manier die bij de roeping van de vorsten past, namelijk met geweld. „Maar”, zo verdedigt hij zich, „ik verwijs voor deze handelwijze naar onze Heere God. Hij heeft mij bevolen op het doden van de boeren aan te dringen!”

Kruistochten

Deze gewelddadige trekken bereiken lang voor Luther hun hoogtepunt; in de tijd van de kruisvaarders. Aan de vooravond van de eerste kruistocht dwingen christenen uit West-Europa daar woonachtige Joden met geweld christen te worden en slachten er velen af; de zogenaamde eerste holocaust. In opdracht van de paus trekken in diezelfde tijd verschillende groepen ridders en voetvolk ten strijde naar het Heilige Land. Hun doel is om Jeruzalem en de plaats van het heilige graf te bevrijden van de onderdrukking door de moslims.

Hoe komen deze kruisvaarders zover? Wat drijft hen om lange tochten vol ontberingen te maken en de gevaren van een oorlog te trotseren in een ver land? Ze worden daartoe opgeroepen en overgehaald door de vele indringende kruisvaarderspreken die in die tijd zijn gehouden.

Zo preekte ene Jacques de Vitry (circa 1160-1240) ooit uit Openbaring 7:2, waar een visioen wordt weergegeven waarin een engel een teken moet aanbrengen aan de voorhoofden van „de dienstknechten van God.” Al spoedig wordt duidelijk dat dit teken het teken van het kruis is. Het symboliseert volgens De Vitry dat degene die dit teken draagt, bereid is om ter kruistocht te gaan en dat hij tijdens die tocht door God beschermd zal worden.

Hij gebruikt vervolgens al zijn retorische talenten om zijn hoorders ervan te overtuigen in het Heilige Land te gaan strijden. Zo schildert hij in felle kleuren de ellendige toestand van Jeruzalem onder de heerschappij van de moslims. Hierbij regent het letterlijk aanhalingen en zinspelingen op passages uit het Oude Testament. Het gaat vooral om woorden waarin de vervallen toestand van Jeruzalem wordt getekend kort voor of tijdens de ballingschap. Die gedeelten worden onmiddellijk toegepast op de situatie waarin Jeruzalem in die tijd verkeert.

De dramatiek van dit alles wordt nog verhoogd doordat De Vitry een klemmend beroep doet op de emoties van zijn hoorders als hij het bijzondere karakter van dit land schildert. Hier heeft Christus geleefd en is Hij voor de zonde gestorven. Hier heeft Hij zo veel voor ons overgehad. Zouden wij dan niets voor Hem overhebben?

Het belangrijkste argument is daarmee echter nog niet genoemd. Dat wordt gevormd door de grote beloningen die de kruisvaarders in het vooruitzicht worden gesteld. De aflaat speelt hierbij een centrale rol: „Om deze reden worden ook de kruisvaarders die zich in oprechte verbrokenheid en na een eerlijke belijdenis van zonden opmaken tot de dienst van God, als echte martelaren beschouwd, wanneer zij in de dienst van Christus sterven. Zij zijn bevrijd zowel van de vergefelijke zonden als van de doodzonden en van alle boetedoening die hen opgelegd is. (…) Zij zijn veilig voor de folteringen van de hel en zullen met heerlijkheid en eer gekroond worden in de eeuwige gelukzaligheid.” Bovendien zullen de naaste verwanten van de kruisvaarders delen in hun verdiensten als zij tijdens hun ”heilig werk” sterven.

Dit soort beschouwingen wordt voortdurend afgewisseld door indringende aansporingen om ter kruisvaart te gaan. Ernstig waarschuwt De Vitry ervoor „het aanbod van het kruis” in de wind te slaan. Als zijn hoorders uit liefde voor een goed leven of „de wellust van de zonde” zich daartoe laten verleiden, zal het volgende gebeuren: de Heere zal „lachen bij jullie ondergang en zal spotten wanneer jullie overkomt wat jullie vrezen”, vgl. Spreuken 1:24-26. Dat alles loopt uit op de oproep: „Zoekt de Heere terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan terwijl Hij nabij is”, Jesaja 55:6, namelijk om de tocht naar het Heilig Land te ondernemen.

Schriftmisbruik

Wat kunnen wij van dit soort preken leren? Allereerst raakt dat het Schriftgebruik. Dat is in deze preken meestal willekeurig, soms ook allegorisch. De Schrift gaat niet werkelijk open, maar wordt vervormd door de dwingende leesregel van de kruisvaardersideologie.

Iets vergelijkbaars kan ook vandaag gebeuren. Behoudende en progressieve ideologieën zijn immers in onze tijd niet uitgestorven. Alleen zien we ze minder scherp omdat we er veel dichterbij of mogelijk zelfs middenin staan. Dat vervormt het beeld. Predikanten moeten daarom op hun hoede zijn in hun preken de Schrift al te vlot en al te willekeurig te gebruiken. Laat de Bijbel –na zorgvuldige uitleg– echt ópengaan.

Een manier van Bijbellezen als in deze preken, heeft desastreuze gevolgen gehad, zowel voor de leer als voor het leven van veel middeleeuwse christenen. Wat de leer betreft kunnen we denken aan de verdere ontwikkeling van de gedachte van de aflaat, de versterking van het pauselijk gezag en de grote nadruk op werk en loon.

Bovendien wordt door deze woorden en geschriften het uitzonderlijke geweld tijdens de kruistochten gelegitimeerd. In de Naam van God en in het belang van Zijn rijk doet men immers een goed werk? Om met Luther te spreken: zo worden predikers werkelijk moordenaars.

Echo

De echo van dit soort preken klinkt in zekere zin nog na in onze tijd. Veel moslims in het Midden-Oosten kleuren ”het imperialisme” van het Westen en van Israël nog steeds in tegen de achtergrond van de kruisvaarten.

Wanneer Mehmet Ali Agca in 1981 een moordaanslag pleegt op paus Johannes Paulus II, vindt men bij zijn arrestatie in zijn kleren een briefje met daarop de woorden: „Ik heb Johannes Paulus II gedood, opperste der kruisvaarders.”

Nu zullen wij deze gewelddadige acties van moslimextremisme radicaal afwijzen. Dat is volkomen terecht. Maar laten wij in het Westen de vraag ook niet uit de weg gaan in hoeverre de kruisvaardersideologie van toen invloed heeft uitgeoefend op het moslimfundamentalisme van nu.

Heeft het christendom dan gewelddadige trekken? Nee, echt Bijbelse, christelijke prediking roept niet op tot geweld. Zij roept op tot geloof en bekering. De kruisvaarderspreken vormen dan ook een karikatuur van wat christelijke prediking dient te zijn. Dat neemt niet weg dat Bijbelse prediking vijanden moet ontmaskeren en daartegen moet waarschuwen. Ook vandaag. Zonder dat kenmerk wordt de boodschap soft en bloedeloos.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer