Recidivekans gedetineerde neemt af door nazorg
Ex-gedetineerden die een nazorgprogramma volgen bij de stichtingen Exodus, Ontmoeting, DOOR of Moria recidiveren minder vaak dan lotgenoten die zonder begeleiding terugkeren in de maatschappij.
Dat blijkt uit onderzoek van penoloog prof. M. Moerings van de Universiteit Leiden dat donderdga werd gepresenteerd.Zo’n 49 procent van de ex-gedetineerden die bij een van de vier een resocialisatieprogramma of een deel daarvan volgde, belandde opnieuw in de criminaliteit, terwijl op basis van geslacht, leeftijd, de leeftijd tijdens de eerste veroordeling, het aantal eerdere veroordelingen en overige risicofactoren van deze deelnemers juist een recidive van bijna 59 procent kon worden verwacht. In het algemeen recidiveert ruim 54 procent van alle ex-gedetineerden na twee jaar.
Directeur drs. Rien Timmer van stichting Exodus noemt de onderzoeksuitkomsten een opsteker voor de vier organisaties. „De belangstelling voor resocialisatie staat in deze verkiezingstijd onder druk. Lees de partijprogramma’s er maar op na. Er wordt fors op repressie ingezet.”
Van het Rijk ontvangen de vier nazorgorganisaties jaarlijks een kleine 10 miljoen euro. Dit bedrag vormt ruim 70 procent van hun inkomsten. De rest komt uit fondsenwerving, ook enkele gemeenten dragen bij.
In de zomer van 2009 sloten oud-staatssecretaris Albayrak (Jusititie) en voorzitter Jorritsma van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een akkoord over de nazorgplicht van gemeenten jegens gedetineerden. Een tot drie maanden voor hun uitstroom uit de gevangenis krijgt de gemeente waar de gedetineerde zich zegt te gaan vestigen diens dossier, waarna deze wordt begeleid bij het zoeken naar huisvesting, het afsluiten van een zorgverzekering, het verlengen van een identificatiebewijs of het leggen van contact met een reïntegratiebedrijf.
Een prachtig akkoord, zegt Timmer, „maar gemeenten vullen het tot nu toe wel minimalistisch in. Bovendien heeft de zwaardere categorie ex-gedetineerden meer nodig dan de aansturing die geregeld is in het akkoord. Vaak ontbreekt het gemeenten aan geld.”
Dat klemt, vindt Timmer, te meer omdat steeds meer nazorgtaken, inclusief bijbehorende financiering, verschuiven van het Rijk naar gemeenten. Timmer: „Voor ons is dat riskant. Een nazorgprogramma begint vaak als het eind van de detentie in zicht komt. In die fase zal de financiering altijd een zaak blijven van het Rijk. Hevel je het over naar gemeenten, zodra mensen op vrije voeten zijn, dan bestaat het risico dat er gaten vallen. Daarnaast zijn er gemeenten die de hand op de knip houden voor ex-gedetineerde die er nooit waren ingeschreven. Ook dat is ongelukkig, want soms is het juist in iemands belang om ver van zijn oude vriendengroep een nieuw bestaan op te bouwen.”
Onderzoeker Moerings onderschrijft dat gemeenten hun nazorgplicht grondiger zouden kunnen invullen. „Instellingen als Exodus hebben ook een beetje een imagoprobleem. Deelname aan resocialisatieprogramma’s is lastig af te dwingen, het gebeurt veelal op basis van vrijwilligheid. Dat, en het gegeven dat het in de ogen van velen liefdadigheidswerk is, maakt het voor politici verleidelijk om te zeggen: We stoppen ermee.
De vier nazorgorganisaties hebben een gezamenlijke capaciteit van 250 bedden, verdeeld over elf vestigingen van Exodus in meerdere provincies, twee van stichting Door in Zeeland, een van stichting Moria in Nijmegen en een van stichting Ontmoeting in Epe. In Zeeland heeft Ontmoeting een tweede opvanghuis in aanbouw.