Apeldoorn net niet platgegooid
Het scheelde maar een haartje, of het centrum van Apeldoorn was vandaag precies 65 jaar geleden in puin geschoten. Een moedige actie van het verzet verijdelde het geallieerde plan. „Het is een echt jongensverhaal.”
Apeldoorn was aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een Duits bolwerk. Nazileider Seyss-Inquart had zeven ministeries uit Den Haag overgeplaatst naar Apeldoorn, uit angst voor een invasie vanuit Engeland, vertelt Peter Otterloo (70), bestuurslid van de Vereniging Oud Apeldoorn.Ook de geallieerden zagen het strategische belang van Apeldoorn in. Op 11 april 1945 staken de Canadezen vanuit de Achterhoek de IJssel over, op weg naar de ”hoofdstad van de Veluwe”. Daar liep wel een barrière, het Apeldoorns Kanaal.
De geallieerden dachten dat er nog zo’n 2000 à 3000 geoefende Duitsers in Apeldoorn lagen. Die indruk werd versterkt door de felle tegenstand toen de Canadezen op 14 april de Deventerbrug in Apeldoorn wilden veroveren. Weliswaar bevrijdden ze Oost-Apeldoorn, maar de met explosieven ondermijnde brug bleef in Duitse handen.
De Canadezen adviseerden de bewoners van Oost-Apeldoorn voor hun eigen veiligheid te evacueren. Ook Peter Otterloo, toen 5 jaar, moest met zijn ouders, pleegzus en zus vertrekken. „Ons huis stond een paar honderd meter van de Deventerbrug af.” Lopend vertrok het gezin naar een boerderij in Teuge. Daar bivakkeerden ze op de deel. „Hoe mijn ouders aan eten zijn gekomen, weet het niet.”
Op 15 april namen de geallieerden Apeldoorn vanuit het zuiden en het noorden in de tang. De volgende dag zouden de Canadezen eerst het centrum stevig bombarderen en daarna van drie kanten aanvallen. Dit werd echter een dag uitgesteld. De volgende dag bezochten Gijs Numan, leider van een verzetsgroep, en transporteur Albert van der Scheur de overgebleven Duitse militairen in Apeldoorn, jonge jongens die tot taak hadden de Deventerbrug op te blazen. „De verzetsstrijders voerden hen jenever”, aldus Otterloo, „waarop die jongens zich overgaven.”
Nu moest de verzetsgroep de geallieerden nog duidelijk maken dat zij de macht had overgenomen. Numan en Van der Scheur besloten naar de Canadezen te gaan. In de nacht van 16 op 17 april duwden ze bij een sluis, enkele tientallen meters ten noorden van de Deventerbrug, een kindermatrasje met een lange staak naar de overkant om te zien of de Canadezen zouden schieten.
Toen dat niet gebeurde, liepen de twee verzetsmannen over de sluis naar bevrijd gebied. „Een echt jongensverhaal”, aldus Otterloo. Ondanks aanvankelijk wantrouwen van de Canadezen kregen de twee 200 infanteristen mee om te bewijzen dat Apeldoorn vrij was. Zo kwamen de Canadezen op 17 april in Apeldoorn, zonder het centrum van de stad in puin te hebben geschoten. Apeldoorn beleefde de bevrijding hartstochtelijk. „De mensen waren compleet gek”, stelt Otterloo. „Het was een explosie van vreugde. Zo’n feest als toen is er nooit meer geweest. Apeldoorn had veel geleden in de oorlog.”
Otterloo keerde met zijn familie een week later terug aan hun huis in Oost-Apeldoorn. Zij constateerden dat de woning gespaard was gebleven. „Er waren drie granaatinslagen rond het huis: een ervoor, een erachter en een zijwaarts, op 1 meter van het gebarricadeerde kelderraam. Zijn vader, hervormd, sprak de voor de jongen historische woorden: „Dat heeft onze lieve Heer goed gedaan.” Ook ik geloof dat toeval niet bestaat. De boerderij naast ons was afgebrand.”
Dit is het zesde deel in een serie over de bevrijding van Nederland, 65 jaar geleden. Volgende keer: de West-Veluwe.