Je auto of je leven
De zon spiegelt in de motorklep. Daar staat hij dan, stoer en stralend: de auto van je leven…
In Nederland geven we ieder jaar onge-veer evenveel uit aan personenauto’s als aan de gezondheidszorg. Ergens rond de 60 miljard euro. En –even afgezien van de recessie– in beide gevallen gaat het om een groeimarkt.Sinds 1990 is het aantal auto’s gestegen van 340 naar 460 per 1000 inwoners. Een forse toename van 1,5 procent per jaar.
Ook het aantal artsen is gestegen, namelijk van 1,4 naar 1,6 per 1000 inwoners: één medisch specialist en een halve huisarts. Een toename van 0,5 procent per jaar. De zorguitgaven stegen overigens veel sneller. Artsen gingen meer patiënten behandelen en er kwamen ook veel andere zorgverleners bij.
Twee keer een stijging, maar daarmee houdt iedere gelijkenis ook wel op. Waar de toename van het autobezit als een teken van welvaart wordt gezien, gelden de stijgende zorguitgaven als een regelrechte bedreiging voor de welvaart. Een koekoeksjong. Welke Nederlander begroet immers een verhoging van de zorgpremies met gejuich?
Twee keer een vergelijkbare omzet, maar de waardering daarvan loopt mijlenver uiteen. Een auto is waardevol, zorgpremies zijn waardeloos. Waarde is toegekende waarde. Economische waarde is zo subjectief als een mens zijn kan.
Nu doet zich echter iets geks voor. Uit cijfers van de autobrancheorganisatie Bovag blijkt dat autobezitters hun vervoermiddel gemiddeld om de vijf jaar inruilen. Dertig procent doet dat zelfs om de drie jaar of nog vaker.
Het gekke is dat die auto’s meestal nog prima in staat zijn om te doen waarvoor ze gemaakt zijn: rijden. Een auto is een vervoermiddel en de autobranche levert echt geen rommel af.
Maar kennelijk wordt die waarde al snel niet meer op waarde geschat. De auto die eerst zo stoer en stralend was, is dat al snel niet meer. Of kunnen we het zonnetje niet in de motorklep van de buurman zien schijnen?
Hoe het ook zij: waarderen en afwaarderen liggen dicht bij elkaar. Als Salomo nu zou leven zou hij er ongetwijfeld een spreuk voor verzinnen: „Er is een tijd om waarde toe te kennen, en er is een tijd om waarde te miskennen.” Er is niets nieuws onder de zon. Waardevol en waardeloos liggen dicht bij elkaar.
Maar hoezo neemt daardoor de welvaart toe? Er wordt toch alleen maar welvaart afgeschreven? „Wonderlijk is de weg eens mans”, zei Agur en ook hij zou wel een mooie spreuk weten: „de benzineslurper heeft twee dochters: geef, geef!”
De stijgende zorguitgaven houden de gemoederen flink bezig. Hoe houden we de zorg betaalbaar en toegankelijk? Geen enkel verkiezingsprogramma kan om het koekoeksjong heen.
Volgens de „brede heroverwegingen” van het kabinet-Balkenende IV moet er 20 procent bezuinigd worden in Nederland. Voor de gezondheidszorg gaat het om zo’n 12 miljard euro.
Een ongekend hoog bedrag, overeenkomend met de helft van alle ziekenhuiskosten of met de totale bestedingen aan ouderenzorg: alle verpleeghuizen, alle verzorgingshuizen en de volledige thuiszorg.
Hoe krijgt een regering dat voor elkaar? In Nederland lukt het nog niet eens om één ziekenhuis te sluiten, laat staan één op de twee. Voortaan op woensdag alle zorginstellingen dichtlaten? Eén op de vijf patiënten de deur wijzen?
Zullen we het net niet eens aan de andere zijde uitwerpen? We kunnen de gezondheidszorg namelijk al op peil houden wanneer iedere Nederlander slechts één jaar langer met zijn auto zou doen.
En het gekke is dat deze eenvoudige actie helemaal niets kost. Die vervoermiddelen rijden immers gewoon door. Alleen de waarde die anders afgeboekt zou zijn, blijft nu behouden en kan in de zorg worden geïnvesteerd.
Waardeloos en waardevol liggen zo heel dicht bij elkaar. Je auto of je leven…
De auteur is hoogleraar gezondheidseconomie aan de Universiteit van Tilburg. Reageren aan scribent? nietbijbroodalleen@refdag.nl