Hét levenswerk van Calvijn
Het is van Calvijn en het wordt nog dagelijks door velen gebruikt. Nee, niet zijn ”Institutie”. Evenmin zijn preken of brieven. Het is het Geneefse Psalter. Wie op zondagmorgen z’n psalmboekje pakt, wordt telkens weer herinnerd aan hét levenswerk van de reformator.
Enny de Bruijn en Jaco van der Knijff
Zou er één project zijn waaraan Calvijn zo langdurig heeft gewerkt als aan het Geneefse Psalter? Natuurlijk, zijn ”Institutie” was een 23 jarenplan; het werk groeide tussen 1536 en 1559 uit tot een magnum opus. Maar over het Psalter valt iets dergelijks te zeggen. Het allereerste begin ligt eveneens in 1536, het eindpunt komt zelfs drie jaar na de ”Institutie”.
Als het gaat om de invloed die het heeft gehad, dan kan het Psalter het op z’n minst opnemen tegen de ”Institutie”. De psalmen waaierden in de 16e en 17e eeuw uit naar alle kanten: Frankrijk, Engeland, Schotland, Italië, Duitsland, Zwitserland, Hongarije, Tsjechië. Niet het minst: naar de Nederlanden. Nog aan het eind van de vorige eeuw werd het complete Psalter naar Japan geëxporteerd.
De psalmen werden ook gebruikt: in kerk en kunst, aan tafel en in de binnenkamer. Natuurlijk, allang niet meer alleen in het Frans. Ook het oorspronkelijke ritme moest algauw wijken voor een isometrische variant. Maar steeds bleef het Geneefse model zichtbaar. In de melodieën, in de versvoeten. In veel gevallen zelfs in het aantal strofen per psalm, inclusief de voorzang bij Psalm 18 en de halve verzen bij menige psalm.
Het gaat allemaal terug op het 16e-eeuwse Genève. Ten diepste: op Calvijn.
Dit is het eerste deel in een serie over psalmberijmingen. Woensdag deel 2: de eerste Nederlandse psalmberijmingen.
Geen goedwillende amateurs
Een gevierde hofdichter en een geleerde theoloog. Clément Marot en Theodorus Beza worden als auteurs van de Geneefse psalmteksten vaak in één adem genoemd. Maar al zijn ze samen verantwoordelijk voor de berijming, hun achtergrond is uiterst verschillend – ze hebben zelfs nooit daadwerkelijk samengewerkt.
Clément Marot (1496-1544) kent een schitterende, wereldlijke loopbaan: jarenlang hofdichter in dienst van de Franse koning, prins van de Franse renaissancedichters. Hij onderhoudt contacten met de hoogste kringen en oogst roem met zijn scherpzinnige puntdichten en amoureuze chansons.
Over zijn godsdienstige opvattingen is het nodige gespeculeerd. Waarschijnlijk heeft hij zich zijn leven lang opgehouden in het niemandsland tussen Rome en Genève, zonder tot een overtuigde keus te komen. Dat Calvijn hem toch vertrouwt als psalmberijmer, komt waarschijnlijk doordat Marot zorgvuldig naar de Bijbeltekst luistert, waarbij hij de inzichten van de Straatsburgse reformator
Enorme variatie in melodieën
De waarde van het Geneefse Psalter ligt voor een groot deel in de melodieën die de teksten dragen. Waar komen die melodieën vandaan?
Voor zijn eerste Straatsburgse psalmboekje gebruikt Calvijn een aantal melodieën van Duitse liederen uit Straatsburg. Minstens zes zijn van de hand van de Straatsburgse cantors Matthias Greiter en Wolfgang Dachstein. De bekendste is Greiters melodie bij de Duitse Psalm 119, die Calvijn voor zijn Psalm 36 kiest. Het wordt de langste melodie van het Psalter.
Psaume 42 Theodorus Beza, 1562
- Ainsi qu’on oit le cerf bruire,
Pourchassant le frais des eaux,
Ainsi mon coeur qui souspire,
Seigneur, apres tes ruisseaux,
Va tousjours criant, suyvant
Le grand, le grand Dieu vivant.
Helas donques, quand sera-ce
Que verray de Dieu la face?
- Tous les grans flots de ton onde
Par dessus moy ont passé:
Mais sur un poinct je me fonde,
Que n’estant plus courroucé,
De jour tes biens m’envoiras,
De nuict chanter me feras,
Priant d’une ame ravie,
Toy seul autheur de ma vie.