„Ook voor Israël geen redding dan in Christus”
„Pasen is slechts daar in de wereld waar mensen sterven aan hun eigen zonden en dus aan hun eigen werken en leren belijden dat het alleen de Geest van de opgestane Christus is Die ons doet leven. Zodra we Hem maar één seconde uit het oog verliezen, kunnen we slechts constateren dat we verloren zondaars zijn.” Dat zei prof. dr. A. van de Beek dinsdagavond op een symposium in Ede, waar zijn boek ”De kring om de Messias -Israël als volk van de lijdende Heer” centraal stond.
Het drukbezochte symposium, de eerste bijeenkomst die het in 2002 opgerichte Centrum voor Israëlstudies (CIS) organiseerde, werd gehouden in de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Behalve Van de Beek, hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en directeur van het International Reformed Theological Institute van de Vrije Universiteit, voerden dr. J. Hoek en prof. dr. G. C. den Hertog het woord.
Dr. Hoek, hervormd predikant en directeur van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB), richtte zich vooral op Van de Beeks visie op het lijden van Israël. Het lijden van Christus en dat van Israël vloeien bij hem ineen. Het lijkt er bij Van de Beek op dat het volk Israël in zijn geheel en als zodanig deelt in het lijden en in de opstanding van Christus, aldus Hoek.
„Doe je op die manier nog wel recht aan het unieke karakter van het lijden van Christus, tot verzoening van de zonden der wereld? Zouden Joden in de weg van hun eigen lijden met God verzoend worden en niet op grond van het borgtochtelijk en plaatsvervangend lijden van Jezus?”
Van de Beek was stellig in zijn antwoord: „Laat het volstrekt duidelijk zijn: er is voor mij, zoals voor de kerk van alle eeuwen, geen redding dan in Jezus Christus; en al wie anders leert, anathema, die zij vervloekt.
De kern van de verzoeningsleer is echter dat Christus één met ons is geworden. Naar twee kanten: wij in Christus en Christus in ons. De hele mens in Hem en de hele Christus in ons. Dat wil zeggen: in de wereld in de gestalte van het sterven en in Zijn verhoging in de gestalte van Zijn heerlijkheid. Pas als je de Koning losmaakt van Zijn volk, gaat spreken over verzoening door het lijden van Zijn volk ten koste van de heerlijkheid van de Koning.”
Prof. Den Hertog, hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn, belichtte in zijn referaat de manier waarop Van de Beek spreekt over de landbelofte aan Israël. Volgens Van de Beek moet Israël in het licht van het kruis van Christus afzien van het land. Het gaat er in zijn ogen niet om of er Joden wonen in het land, maar of de Joden wonen in hun eigen land.
Den Hertog: „Maar de belofte van God betreft toch een volksbestaan in een concreet land, en vraagt dat niet om een bestaan in vrijheid als voorwaarde om naar de thora te kunnen leven?”
Volgens de Apeldoornse hoogleraar ontbreekt Genesis 23 geheel in het boek van Van de Beek. Het stuk land dat Abraham koopt om Sara te kunnen begraven was een onderpand, en er volgde een tijd waarin de zegen van God in de vreugde over het leven in het land genoten kon worden.
In Israëls geschiedenis zitten meer aardse zegeningen dan Van de Beek denkt, stelde Den Hertog. Er is bij hem geen centrale plaats voor een lijfelijk Israël. Uiteindelijk kan Israël gemist worden in zijn denken. Het volk dient voornamelijk als contrast waartegen zijn eigen christologische benadering helder kan uitkomen. „De schroef van de theologia crucis (theologie van het kruis, red.) is dolgedraaid, en het theologisch denken kan de werkelijkheid van het lijfelijke Israël niet meer ’pakken’”, aldus Den Hertog.
Prof. Van de Beek stelde dat hij kruis en opstanding ziet als keerzijden van een en dezelfde zaak. „Het kruis is de verhoging in de gestalte van de aardse tijd en de opstanding is het kruis in de gestalte van Gods heerlijkheid.”
Als we Pasen zien als partieel aanwezig in onze wereld, breken we de aardse werkelijkheid op.
Daarmee reageerde hij op dr. Hoek, die hem de vraag had voorgelegd: „Kunnen we over de realiteit van het kruis spreken zonder de realiteit van de opstanding daarbij met minstens evenveel kracht te betrekken?”
Hoek ziet Pasen „als het voorgoed begonnen begin, als het bruggenhoofd van Gods Koninkrijk in de wereldgeschiedenis waarover de krachten van dat rijk de wereld binnendringen.”
Van de Beek was het daarmee niet eens. „Het Koninkrijk van God is niet een invloedssfeer die zich alvast voor een deel hier gevestigd heeft en straks de hele wereld zal veroveren, maar het is Gods heerschappij, die ons helemaal vraagt.”