„Zondagsopenstelling bedoeld voor toeristisch gebied”
Anders dan de rechter vorige week beweerde, hebben de opstellers van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet extra zondagsopenstelling wel degelijk willen beperken tot specifiek toeristische gebieden.
Dat blijkt uit een rondgang van deze krant langs politici die in 1991 direct betrokkenen waren bij de totstandkoming van de bepaling, die toeristische gemeenten de mogelijkheid biedt extra zondagsopening toe te staan boven op het wettelijke maximum van twaalf koopzondagen.Oud-minister Andriessen (CDA) van Economische Zaken en de ex-Kamerleden Van Gelder (PvdA) en Smits (CDA) gaan daarmee lijnrecht in tegen de Amsterdamse voorzieningenrechter, die vorige week concludeerde dat de wetgever „niet heeft beoogd” de ontheffing op het verbod op zondagsopening te beperken tot de zuiver toeristische gebieden.
Hij keurde het daarom goed dat de Amsterdamse gemeenteraad een permanente zondagsopening toestaat in alle veertien stadsdelen op basis van toeristische aantrekkingskracht in het centrum.
„Het ligt voor de hand”, zegt de inmiddels 82-jarige Andriessen hierover, „dat we destijds toch écht beoogden de extra zondagsopening te beperken tot de plekken waar de toeristen daadwerkelijk komen. En in Amsterdam is dat dus niet de complete stad. Het was nieuwe materie. Het lijkt me vrij logisch dat we met een uitzonderingsbepaling geen zondagsopening in zeer grote gebieden voor ogen hadden.”
CDA-Tweede-Kamerlid Blanksma noemt het in een reactie „jammer dat Amsterdam de complete gemeente als toeristisch gebied beschouwt, terwijl er ook veel rustige plekken zijn waar zondagsopenstelling van winkels ongewenst is. Dat doet geen recht aan de diversiteit van de stad.”
Hoewel ze eind vorig jaar anders suggereerde, wil Blanksma zich echter niet hard maken voor een verdere wetsverduidelijking op dit punt. „We moeten niet vanuit Den Haag tot op straat- of wijkniveau willen bepalen waar winkels op basis van toerisme exact open kunnen.”
Volgens SP-Kamerlid Gesthuizen hoeft de Tweede Kamer „ook helemaal geen beslissingen te nemen over straten en wijken. Dat doen gemeenten.” Wel noemt ze het van belang dat de wet duidelijker stelt dat er door gemeenten onderscheid moet worden gemaakt tussen gebieden die wel of niet toeristisch zijn. „Wat Amsterdam nu doet, is verkeerd, maar noch het parlement noch de minister kan er iets aan doen. Daar zou ik, gezien de belangen van alle betrokkenen, een wat zwaardere term dan ”jammer” voor willen gebruiken. Dit is gewoon verkeerd en we moeten onze fout herstellen!”
CU-Kamerlid Ortega-Martijn stelt in een reactie er „nooit aan getwijfeld te hebben” dat de toerismebepaling uitsluitend geldt „voor toeristische zones en niet voor volledige gemeenten.”
De rechterlijke uitspraak van vorige week onderstreept volgens haar het belang van de vorig jaar door het kabinet aangescherpte Winkeltijdenwet die nu voorligt bij de Eerste Kamer. „Amsterdam komt straks niet meer weg met deze gemakzuchtige ontwijkconstructie.”
SGP-fractieleider Van der Vlies hoopt dat de Eerste Kamer minister Van der Hoeven „stevig onder druk zet” om de wet nog verder te verduidelijken, zodat situaties als in Amsterdam niet meer voor kunnen komen. „Het onlangs verworpen initiatiefwetsvoorstel van SGP en SP had een einde gemaakt aan dit soort situaties die de goede gave van de zondag verder onder druk zetten. Het was allemaal opgelost, als ook CDA en ChristenUnie ons hierin hadden gesteund. Nu zitten we met de problemen in Amsterdam en straks waarschijnlijk ook in Rotterdam.”