Kerk & religie

Donker Golgotha

Boven Golgotha, buiten de poorten van Jeruzalem, betrekt de lucht. Het wordt duister, zomaar, op klaarlichte dag. Een doek valt voor de zon. Het daglicht wordt weggeroofd. De hemel verschiet van kleur. De zon smelt weg in grijze schemer. „En het was omtrent de zesde ure.”

Jan van ’t Hul
2 April 2010 08:22Gewijzigd op 14 November 2020 10:15
„En het was omtrent de zesde ure.” beeld Sjaak Verboom
„En het was omtrent de zesde ure.” beeld Sjaak Verboom

Rond Golgotha kijken mensen roerloos naar de lucht, zoekend waar het licht gebleven is. Vage contouren van Jeruzalem verdwijnen in de nacht, midden op de dag. Ergens kraait een haan. Een kind roept onzeker in de verte. De eeuwigheid zwijgt. „En het was omtrent de zesde ure.”Vanaf negen uur in de morgen hebben ze vooral die middelste kruiseling bespot, Romeinse soldaten, overpriesters, Farizeeën, zij die op de weg voorbijgingen, en het gepeupel uit de stad. Wat moesten zij ook met Jezus doen!

Voor die beide andere kruiselingen is nauwelijks oog. Het gaat hier vooral om die ene Man, hoe Hij, bij ’t lasteren van de schare, tussen rauwe moordenaren, aan ’t vervloekte kruishout hing. Het gaat om die middelste, Die daar hangt, ten spot van snode smaders, de Zoon des Vaders, aan ’t kruishout vastgeklonken. Bijna is het twaalf uur in de middag, „omtrent de zesde ure.”

Vanochtend hebben ze Zijn klederen lacherig onder zich verdobbeld. Ze hebben Hem, de Onschuld Zelf, beschimpt, bespot, bespogen, Hem met bittere gal gelaafd, gemarteld en geslagen, Zijn handen en Zijn voeten wreed doorgraven. En ondertussen doorworstelt Hij Zijn strijd, alleen.

Het is nu de zesde ure. Twaalf uur in de middag. Waar de zon tot op middaghoogte had moeten rijzen, valt opeens een apocalyptische duisternis op Golgotha.

De zon schiet tekort. De Vader zwijgt, verbergt Zijn aangezicht. Het is Zijn eniggeboren Zoon, Die daar buiten de stad Jeruzalem aan een hout hangt, aan een paal in de grond.

De lucht raakt zwaarbewolkt. Lange schaduwen glijden weg van het vloekhout. De vroegchristelijke schrijver Dionysius zei: „De wereld lijkt aan het einde, óf de God der natuur is in lijden.”

De Vader onttrekt de zon zijn licht. In de schepping had God gesproken: „Daar zij licht.” Nu neemt Hij het licht weer tot Zich, drie uur lang, alsof Hij zeggen wil: „Daar zij nu duisternis.”

Het is angstig stil, op die heuvel daarginds. Lawaai van soldaten en Schriftgeleerden verstomt. Romeinse soldaten nemen bang de benen. Farizeeën kiezen vast het hazenpad. De natuur hult zich vol huiver in een groot zwijgen. Vogels zoeken beschutting in de bomen. Het is het heilgeheim van Golgotha.

Machten der duisternis verzamelen zich rond de berg. De donkere deken van de zonde wordt over Hem heen gelegd. Drie uur lang wordt de Zoon van God tot zonde gemaakt. Huiveringwekkende tijd.

In de hemel trekt de Vader Zich terug. Zijn heilig recht eist zijn prijs, en Zijn heiligheid doet Hem de hand terugtrekken van Zijn eengeboren Zoon, Die daar hangt, belast, beladen. Het licht van ’s Vaders vriendelijk aangezicht wordt Hem hier onttrokken. Hem wordt nu alles ontnomen, zelfs het licht.

Als het duister zich om Hem sluit, is Hij zielsalleen, alleen met het kwaad, met de vloek, het oordeel, de dood. In deze Godverlatenheid strijdt Hij Zijn strijd. In dit dodelijkst tijdsgewricht betaalt Hij plaatsvervangend de toorn van Zijn Vader. De schuld- en zondeloze is van ieder verlaten, opdat Zijn volk nimmermeer van Hem verlaten wordt.

„Er werd duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe. En de zon werd verduisterd.” Drie uren lang wordt de zon geschorst. Hij trekt zijn stralen in. Het licht gaat uit, midden op de dag. Zo veel snoodheid als nu op Golgotha plaatsvindt, heeft de zon nog nooit aanschouwd, en daarom wendt hij zich af. Hij bedekt zijn gelaat, wil dit schouwspel niet langer zien, wil dit onrecht niet langer bijlichten.

De profeten hebben hier reeds van gesproken. „De zon en maan zijn zwart geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken” (Joël 3:15). „En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere, Heere, dat Ik de zon op de middag zal doen ondergaan, en het land bij lichten dage verduisteren” (Amos 8:9). „Haar zon is ondergegaan, als het nog dag was” (Jeremia 15:9). „’t Is Gods Woord, dat hier vervuld wordt, ’t is Gods raad, die hier onthuld wordt, ’t is Gods wil, wat hier geschiedt” (Da Costa).

De drie uur durende donkerte heeft zo haar redenen. Christus strijdt aan het kruis met de machten der duisternis. Hij bestrijdt die op hun eigen gebied, het machtsgebied van het kwaad, het inktzwarte terrein van zonde en van schuld. Daarom moet het nu duister zijn. Dat kan niet anders.

Alle hemelse vertroostingen worden Hem hier onthouden. God doet Zijn zon schijnen over bozen en over goeden (want God discrimineert niet), behalve dan over die middelste kruiseling. Aan Hem wordt zelfs het licht der zon onthouden. Christus valt buiten beide categorieën, bozen en goeden. Hij is buitengesloten. Vandaar die duisternis.

Toen de aarde Hem een druppel koud water weigerde, heeft de hemel Hem elke lichtstraal ontnomen. De aarde wilde Hem niet hebben, nu gaat ook nog de hemel op slot.

Drie uren lang heeft de Man van smarten niet gesproken, geen enkel woord. Drie uren lang heeft Hij, verlaten van Zijn Vader, Zich teruggetrokken in Zijn eigen ziel, in doodsnood, worstelend met de macht van de boze, met de vorst der duisternis, en met ’s Vaders ongenoegen over het kwaad van deze wereld. Deze nacht is echt voor Hem gemaakt.

Nooit zijn er, sinds de dag waarop God de mens op aarde schiep, zulke uren geweest. Nooit is er zulk een ontzettend toneel aanschouwd. Dit is dé crisis van de grote zaak van ’s mensen verlossing.

De joden hadden vaak van de Heere Jezus een teken van de hemel gevraagd. Nu hebben ze er één. Ze hadden de duisternis liever gehad dan het Licht. Ze hadden er in grote gretigheid alles aan gedaan om de Zon der gerechtigheid uit te blussen, wat hebben zij ook anders te verwachten dan deze Egyptische duisternis?

Dit is geen gewone zonsverduistering, maar een wonder. Dit heeft God gedaan. Hóé is ons niet bekend.

De zesde ure is voorbijgegaan. De negende ure breekt aan. Omtrent drie uur in de middag. De tijd van het laatste offer in de tempel. Daar steekt de priester het reukoffer aan. Uit de stad klinken reeds trompetten. Dan buigt de middelste kruiseling het hoofd. Gewillig geeft Hij Zijn geest in handen van Zijn wachtende Vader.

Het kruis is geworden tot een boom des levens. De schuld is verzoend. De dood overwonnen. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave.

De nacht der zonde gaat verdwijnen. Genade spreidt haar morgenrood. De duisternis moet wijken. De zon breekt door. Het Licht komt stromen. De Zoon heeft Zijn strijd gestreden.

In het helderste zonlicht zingt Hij aan het hout een psalm: „Het is volbracht, volbracht, ja, amen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer