Beroep of roeping
Wat bij de komende Kamerverkiezingen de uitslag ook zal zijn, nu al is duidelijk dat er een grote uittocht van parlementariërs zal zijn. Verdeeld over de verschillende partijen hebben tal van Kamerleden te kennen gegeven na 9 juni niet meer in het parlement te willen zitten.
Het Kamerlidmaatschap is vandaag de dag niet meer een ambt dat men tientallen jaren bekleedt, wat het vroeger vaak wel was. Een kwarteeuw geleden was het geen uitzondering dat een volksvertegenwoordiger twintig, dertig jaar een zetel bezette. Nu is dat hoge uitzondering.Voor een belangrijk deel komt dat doordat partijen een maximum hebben gesteld aan de jaren die fractieleden in de Kamer mogen zitten, variërend van acht tot twaalf jaar. De achtergrond is dat men regelmatig nieuw bloed, en daarmee nieuwe, frisse ideeën wil binnenhalen. En op zich is daar niets mis mee, zolang een gezond evenwicht tussen ervaring en vernieuwing is gegarandeerd.
Juist dat evenwicht dreigt bij de komende verkiezingen in gevaar te komen. Los van het effect van een eventueel negatieve uitslag voor bepaalde partijen, is nu al bekend dat er 33 Kamerleden vertrekken. Daarmee vloeit een groot stuk ervaring weg.
Zorgwekkend zijn echter vooral de motieven waarom Kamerleden vertrekken. Een beduidend aantal zegt dat de baan zo slopend is dat die niet vol te houden is voor een normaal mens. Anderen zijn teleurgesteld over de stroperigheid van de politiek. Om succes te boeken heeft men een lange adem nodig. Veruit de meesten klagen over de harde, confronterende en soms onfatsoenlijke manier waarop men in de politiek met elkaar omgaat.
Dat laatste is zeker waar. Waren debatten voorheen scherp maar op niveau, vandaag de dag zijn ze nogal eens onder de gordel en onder de maat. Dat politieke processen sneller zouden moeten, is ook waar. Eveneens is onbetwist dat het Kamerlidmaatschap slopend is. Maar dat is niet anders dan dertig jaar geleden.
Naast al die punten lijkt er nog een aspect mee te spelen. De meeste volksvertegenwoordigers zien het Kamerlidmaatschap als een fase in hun carrière, waarmee ze bestuurlijke ervaring kunnen opdoen en die niet misstaat op hun curriculum vitae.
Deze afgevaardigden beschouwen hun werk in Den Haag meer als beroep dan als roeping. Dat is een belangrijk verschil met vroegere generaties van parlementariërs. Dat roepingsbesef was er wel bij mannen als Den Uyl, Van Mierlo, Pronk, Aantjes, Jongeling, Schutte en Van der Vlies, hoe verschillend zij onderling in hun politieke drijfveren ook waren. Zij voelden de last het land te moeten en te mogen dienen.
Zaterdag legde SGP-Kamerlid Van der Vlies verantwoording af hoe hij zich heel persoonlijk van Hogerhand tot het ambt van volksvertegenwoordiger geroepen weet. Dat maakt indruk, ook al beweren sommigen dat het een exponent is van de protestantse verteltraditie. Door die klinische benadering dreigt een aspect verloren te gaan dat essentieel is voor een goed Kamerlid. Het Kamerlidmaatschap is niet gewoon een beroep, het is een roeping tot het dienen van een hoog belang.